FA Nieuwsbrief mei 2019

Jaargang 7 nummer 11

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief:
 

Pensioen

Nieuwe versie van Handreiking inhaal en inkoop van pensioen verschenen  | Kort bericht

Nabestaandenpensioen toch volledig belast in Nederland ondanks emigratie | Kort bericht

 

Lijfrente

Overbruggingslijfrente en saldoverklaring | Artikel
Aanpassing begunstiging oud regime lijfrente na expiratie | Kort bericht

Eigen woning

Hypotheekadvies pakt financieel verkeerd uit | Kort bericht
 

Sparen en beleggen
 

Kabinet ziet tot op heden vooral drempels in verkenning naar heffing over werkelijk rendement | Artikel
 

Wetgeving in parlement

Op de hoogte blijven van de laatste parlementaire ontwikkelingen? Kijk dan bij het Overzicht (financiële) wetgeving in parlement en recent aangenomen wetgeving.

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

 

Artikelen

Overbruggingslijfrente en saldoverklaring

Vraag: Een klant heeft zich bij mij gemeld met een saldoverklaring voor niet afgetrokken lijfrentepremies over de periode 2002 tot en met 2010. Daarnaast heeft de klant een waarde van de lijfrente per 31 december 2005. De klant wenst het kapitaal voor de waarde vermeld op de saldoverklaring af te kopen en voor het restant een overbruggingslijfrente aan te kopen. Heeft de saldoverklaring en/of de bijbehorende afkoop invloed op het bedrag waarvoor een overbruggingslijfrente kan worden aangekocht?

Kabinet ziet tot op heden vooral drempels in verkenning naar heffing over werkelijk rendement in box 3

Bernd Heijnen

Vanwege de maatschappelijke wens om de heffing over inkomen uit sparen en beleggen beter te laten aansluiten bij de werkelijkheid, is het kabinet aan de slag gegaan om de haalbaarheid van een dergelijk stelsel te verkennen. In een onlangs verschenen brief van de staatssecretaris van Financiën wordt verslag gedaan van deze verkenning.

Korte berichten

Nieuwe versie van Handreiking inhaal en inkoop van pensioen verschenen

Op 11 april 2019 is een nieuwe versie van de Handreiking inhaal en inkoop van pensioen verschenen. De vorige versie van 9 juli 2014 wordt hiermee vervangen. De handreiking is bijgewerkt met de verwijzingen naar de nieuwe beleidsbesluiten en de huidige wet- en regelgeving. Zo moet bij de berekening worden uitgegaan van de in hetzelfde jaar geldende maximum pensioengevend loon en de AOW-inbouwbedragen.
Een van de belangrijkste wijzigingen is de vereenvoudigde rekenmethode van de inhaalruimte indien sprake is van een beschikbare premieregeling. Deze vereenvoudigde berekening kan alleen worden toegepast als tijdens de volledige diensttijd via een beschikbare premieregeling pensioen is opgebouwd en bijvoorbeeld geen waardeoverdracht heeft plaatsgevonden.
Een andere wijziging is dat bij de berekening van de inhaal- en of inkoopruimte ook rekening moet worden gehouden met aanspraken die zijn opgebouwd via een nettopensioen of nettolijfrente.
(Handreiking inhaal en inkoop van pensioen, versie 11 april 2019 gepubliceerd op https://centraalaanspreekpuntpensioenen.belastingdienst.nl)

Noot:

Men kan zich afvragen hoeveel deelnemers in een pensioenregeling op dit moment in staat zijn om van de vereenvoudigde rekenmethode gebruik te maken. Ondanks de toenemende populariteit van de beschikbare premieregeling onder werkgevers hebben veel deelnemers geen beschikbare premieregeling. Indien dit wel het geval is, hebben zij vaak op enig moment in het verleden - maar tijdens de huidige diensttijd - deelgenomen aan een middelloon- of eindloonregeling. In beide gevallen kan de vereenvoudigde rekenmethode niet worden toegepast.
Hoewel de berekening er wellicht iets eenvoudiger op is geworden, is het deelnemers aan te raden om een adviseur te raadplegen als er een berekening van de mogelijke inhaal- of inkoopruimte moet worden gemaakt. Let daarnaast op dat de kans op ruimte door de verhoging van de pensioenleeftijd naar 68 jaar en de versobering van de opbouwpercentages steeds kleiner wordt.
Tot slot komt het vreemd voor dat nettopensioen of nettolijfrente, waarvan de premies zijn betaald uit het nettoloon, invloed heeft op de inhaal- of inkoopruimte van pensioen onder de aftoppingsgrens. 

(mei 2019)

Nabestaandenpensioen toch volledig belast in Nederland ondanks emigratie

De rechtbank in Zeeland-West-Brabant beslist in een zaak tussen de echtgenote (hierna: de vrouw) van een inmiddels overleden zelfstandig medisch specialist (hierna: de man) en een inspecteur. De vrouw heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag inkomstenbelasting over de jaren vanaf 2010 waarin haar nabestaandenpensioen volledig in de heffing in Nederland is betrokken door de inspecteur.
De man heeft tot 1989 premies betaald voor zijn pensioen en het eventuele nabestaandenpensioen. In 1989 emigreert het echtpaar en sindsdien was de man arbeidsongeschikt en gold premievrijstelling waarop het pensioenfonds de premiebetaling voortzette. In 2002 overlijdt de man en ontvangt de vrouw nabestaandenpensioen, dat in Nederland wordt belast met een verdeelsleutel om zo rekening te houden met de periode waarin het echtpaar in het buitenland woonde en de man arbeidsongeschikt was. Aan die verdeelsleutel komt een einde in 2010 waarop de vrouw bezwaar maakt.
De rechtbank stelt dat de man alleen premies heeft betaald in Nederland en dat deze ten laste zijn gekomen van de winst uit onderneming. De premies die zijn betaald door het pensioenfonds worden hier niet toe gerekend. Mede hierdoor en de uitleg van artikel 7.2, lid 2, letter d wet IB 2001 oordeelt de rechtbank dat heffing door Nederland over het volledige nabestaandenpensioen mag plaatsvinden.
De vrouw doet tot slot een beroep op het vertrouwensbeginsel omdat de heffing al die tijd via de verdeelsleutel verliep. De inspecteur is deze verdeelsleutel in 2005 overeengekomen maar heeft per brief in 2011 aan de vrouw laten weten dat heffing over het volledige nabestaandenpensioen ging plaatsvinden. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
(Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-02-2019, BRE-17, 6412 ECLI:NL:RBZWB:2019:540)

(mei 2019)

Aanpassing begunstiging oud regime lijfrente na expiratie

Een man heeft een lijfrenteverzekering die onder het oude regime valt. De verzekering expireert op 1 januari 2017. Bedoeling van de man is om de lijfrente te schenken aan zijn nog studerende dochters, waarbij de ingehouden loonheffing door hen kon worden terug gekregen van de Belastingdienst. De man schenkt pas na de einddatum van de lijfrenteverzekering de netto uitkering aan zijn dochters. In juli 2016 en oktober 2016 heeft de verzekeraar de man gewezen op de naderende einddatum. In de brieven gaat de verzekeraar in op het onderwerp begunstiging. Bij de tweede brief wordt ook een brochure meegezonden waarin wordt gewezen op de mogelijkheid van schenken en de aanbeveling ‘om vóór het bereiken van de einddatum van de verzekering contact op te nemen met een adviseur’. De man stuurt op 16 januari 2017 het keuzeformulier in met daarbij een brief waarin hij meldt dat hij in overleg met zijn accountant en fiscalist heeft besloten om de lijfrenteverzekering te schenken aan zijn kinderen. Hij geeft aan telefonisch contact te hebben gehad met een medewerker van de verzekeraar en dat schenking mogelijk is omdat sprake is van een oud regime lijfrente. Een gesprek met de adviseur van de verzekeraar acht de man niet meer nodig omdat hij al met zijn eigen accountant en fiscalist heeft gesproken. Op het keuzeformulier vermeldt de man zichzelf bij de gegevens van de eerste begunstigde en geeft bij de keuzemogelijkheid op het formulier aan de lijfrente te willen schenken. Daarbij staat als toelichting: ‘de fiscale gevolgen bij schenken kunnen complex zijn. Neem daarom contact op met een adviseur. Ga verder naar keuze: ik wil een afspraak met adviseur van’ de verzekeraar. Deze laatste zin is door de man doorgehaald en vervangen door ‘N.V.T.’ In februari 2017 houdt de verzekeraar ruim € 8.000 loonheffing in en keert aan beide dochters uit. In april ontvangt de man een jaaropgaaf op zijn naam. Het wordt hem dan duidelijk dat ruim € 8.000 op zijn naam aan loonheffing is ingehouden. Na een verzoek van de man geeft de verzekeraar aan dat na de expiratie van de verzekering in overeenstemming met het verzoek van de man is uitgekeerd. De Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het KIFID oordeelt dat de verzekering op 1 januari 2017 is geëxpireerd en dat daarmee de einddatum van de verzekering is bereikt. De begunstiging zoals die op de einddatum op de polis was vermeld, kan niet meer worden gewijzigd. De uitkering komt dan ook toe aan de man. De commissie geeft aan dat in dit geval op Verzekeraar geen verplichting rust om de man te adviseren over de verzekering. Ook heeft de verzekeraar tijdig gewezen op de mogelijkheid een adviseur te raadplegen. De verzekeraar had geen aanleiding om te twijfelen aan de opdracht van de man nu hij zijn accountant en fiscalist heeft geraadpleegd. De commissie oordeelt dat de verzekeraar niet toerekenbaar tekort is geschoten bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst en wijst de vordering van de man af.
(Geschillencommissie Financiële Dienstverlening KIFID, nr. 2019-161, 5 maart 2019)

(mei 2019)

Hypotheekadvies pakt financieel verkeerd uit

Een vrouw vraagt een adviseur in 2016 om advies in verband met de financiering van de aankoop van een nieuwe woning. Na inventarisatie door de adviseur blijkt dat aankoop van de nieuwe woning financieel niet haalbaar is. Op basis van de gesprekken met de adviseur besluit de vrouw de bestaande hypothecaire geldlening bij dezelfde geldverstrekker om te zetten. De vergoeding voor de vervroegde aflossing van ruim € 20.000 betaalt de vrouw uit eigen middelen. De adviseur brengt bijna € 2.500 aan advieskosten in rekening.
In de klachtenprocedure bij het KIFID vordert de vrouw ruim € 20.000 aangezien zij - kijkend naar de nettobedragen - de kosten van het oversluiten niet kan terugverdienen in de rentevastperiode van tien jaar. Ook wenst zij de betaalde advieskosten terug te ontvangen.
De adviseur verweert zich door te stellen dat de vrouw er bruto op vooruit gaat en dat hij daarvan is uitgegaan conform de door de AFM opgelegde verplichtingen. De adviseur ontkent dat hij over nettobedragen advies heeft gegeven of hoort te geven.
De Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het KIFID geeft aan dat naast alle eisen rondom deskundigheid en vakkennis, een adviseur ‘moet onderzoeken of het oversluiten in het belang van Consument is’. In dit concrete geval houdt de zorgplicht naar het oordeel van de geschillencommissie in dat de vrouw ‘op zijn minst geïnformeerd had moeten worden dat het oversluiten fiscale consequenties heeft’. De adviseur hoeft geen fiscaal advies te geven, maar had dat ook duidelijk moeten maken richting de vrouw. Daarnaast wijst de geschillencommissie de adviseur op het feit dat de civielrechtelijke zorgplicht verder gaat dan het volgen van de regels zoals opgesteld door de AFM.
De geschillencommissie oordeelt dat de adviseur de schade moet vergoeden aan de vrouw. De uiteindelijke schade die de vrouw heeft is niet op voorhand niet vast te stellen. Dat komt doordat de schade anders kan uitvallen als zij bijvoorbeeld verhuist. Rekening houdend met de omstandigheden van het geval stelt de geschillencommissie de schade vast op € 7.000. Daarnaast moet een deel van de advieskosten - bijna € 1.500 - worden terugbetaald aan de vrouw.
(Geschillencommissie Financiële Dienstverlening KIFID, nr. 2019-222, 28 maart 2019)

Noot:

Deze adviseur heeft zich blind gestaard op de regels van de AFM. Hoewel de regels van de AFM als veelomvattend (en daarmee belastend) ervaren kunnen worden, mag van een adviseur verwacht worden dat hij of zij voor ogen houdt dat de klant wel bij een wijziging gebaat moet zijn. Daarvan was hier duidelijk geen sprake.

(mei 2019)

Korte berichtenlabel

Korte berichten