FA Nieuwsbrief maart 2016

Jaargang 4 nummer 10

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief

Pensioen

Lijfrente

Gouden Handdruk

Kapitaalverzekering

Eigen Woning

Algemeen

Gids Productfiscaliteiten

Elk jaar verandert de belastingwetgeving per 1 januari. Om de praktijk te ondersteunen, brengt Reaal daarom elk jaar de Reaal Belastingbox uit. Dit jaar alweer voor de tiende keer!
De Belastingbox is in die tien jaar uitgegroeid tot hét naslagwerk over de fiscale regelgeving voor verzekerings- en bancaire producten. Onderdeel van de Belastingbox is de Gids Productfiscaliteiten. In deze nieuwe editie leest u weer de meest recente belastingwijzigingen.
Zoals het vervallen van de minimum waarderingsregel voor lijfrente en de herintroductie van de pensioenknip. Ook de wijzigingen voor de SEW, BEW en kapitaalverzekering en het aangescherpte gebruikelijkheidscriterium voor de werkkostenregeling komen aan de orde.
Naast de Gids Productfiscaliteiten is er ook de Minigids Productfiscaliteiten als onderdeel van de Reaal Belastingbox. Deze uitgave bevat naast de actuele fiscale kerncijfers ook diverse stroomschema’s, tabellen en overzichten.

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

 

Artikelen
Korte berichten

Effecten aftoppingsgrens pensioengevend loon voor deeltijdwerkers

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Staatssecretaris van Financiën verzocht om de toe te passen deeltijdfactor bij de aftopping van het pensioengevend loon te laten vervallen. De staatssecretaris wijst het verzoek af. Hij vindt dat er geen adequate alternatieven zijn om te voorkomen dat iemand met meerdere deeltijddienstbetrekkingen in totaal over een hoger pensioengevend loon dan het maximum van € 101.519 (2016) pensioen kan opbouwen. Daarnaast merkt hij nog op dat het laten vervallen van de deeltijdfactor het fiscaal aantrekkelijk zou maken om een dienstbetrekking op te knippen in meerdere deeltijddienstbetrekkingen. Daarom wil hij de genoemde deeltijdfactor handhaven.
De in artikel 18ga Wet LB 1964 opgenomen begrenzing van het pensioengevend loon is bedoeld voor werknemers die zonder deze begrenzing bij een voltijddienstbetrekking een pensioengevend loon van meer dan € 101.519 zouden hebben. Voor werknemers die in een of meerdere deeltijddienstverbanden werken, wordt het maximum overeenkomstig de deeltijdfactor evenredig verlaagd.

Voorbeeld
Een werknemer verdient € 60.000 in een dienstbetrekking met een deeltijdfactor van 0,6. De aftoppingsgrens voor deze werknemer ligt op 0,6 * € 101.519 = € 60.911. Voor deze werknemer vindt derhalve geen aftopping van het pensioengevend loon plaats. Zou deze werknemer daarnaast nog een tweede dienstbetrekking vervullen met een deeltijdfactor van 0,4 en een beloning van € 50.000, dan geldt in die dienstbetrekking een pensioengevend loon van maximaal 0,4 * € 101.519 = € 40.608. Tezamen geldt dan een pensioengevend loon van € 101.519 en niet van € 110.000.

De verlaging als gevolg van een deeltijdfactor heeft dus alleen effect als een werknemer gerelateerd aan een voltijddienstverband meer zou verdienen dan het wettelijke maximum van € 101.519. Dit maximum is voor alle werknemers gelijk.
(Bron: Brief staatssecretaris van Financiën 12 februari 2016, nr. DB/2015/421U)

Noot:

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is bang dat de toe te passen deeltijdfactor bij de aftopping van het pensioengevend loon tot een onredelijk verschil in behandeling tussen deeltijdwerkers en voltijdwerkers leidt. Daarom heeft zij de staatssecretaris verzocht om de toepassing van deeltijdfactor in deze gevallen te laten vervallen. Zoals hiervoor geïllustreerd in het voorbeeld, bewerkstelligt het naar rato aftoppen van het pensioengevend inkomen dat het maximale pensioengevend loon per contractuur gelijk is voor zowel deeltijdwerkers als voltijdwerkers. De staatssecretaris wijst het verzoek af, omdat geen (goede) alternatieven voorhanden zijn om te voorkomen dat iemand met meerdere deeltijddienstbetrekkingen in totaal over een hoger pensioengevend loon dan het maximum van € 101.519 pensioen kan opbouwen. Daarnaast zou afschaffing van de deeltijdfactor (ongewenste) fiscale planning in de hand kunnen werken.

 

Commissievergadering over oplossingsrichtingen pensioen in eigen beheer nader uitgesteld

Naar aanleiding van de brief van staatssecretaris Wiebes van 17 december 2015 over oplossingsrichtingen voor het pensioen in eigen beheer stond een algemeen overleg gepland op 18 februari 2016. Ter voorbereiding op dat overleg heeft de Tweede Kamerfracties een aantal schriftelijke vragen gesteld. Bij brief van 16 februari 2016 vraagt de staatssecretaris om nader uitstel voor het beantwoorden van deze vragen en daarmee tevens uitstel voor de geplande (algemene) commissievergadering. Dit omdat het de staatssecretaris niet is gelukt om de vragen gesteld door de Tweede Kamerfracties voorafgaand aan dit overleg te beantwoorden.

De commissievergadering van 18 februari 2016 is nu uitgesteld tot 17 maart 2016. De staatssecretaris heeft toegezegd om de antwoorden op de schriftelijke vragen in de week van 7 maart 2016 aan de Kamer te zenden.

Noot:

Het verzoek om uitstel is opmerkelijk. Immers, de staatssecretaris heeft in zijn brief van 17 december 2015 het volgende gezegd: ‘Mits de uiteindelijke keuze vóór aanvang van het krokusreces 2016 is gemaakt, zeg ik u toe dat een conceptvoorstel wordt opgesteld dat in de eerste helft van 2016 voor internetconsultatie kan worden voorgelegd. Alleen aan de hand van dat tijdpad kan het conceptvoorstel worden geconsulteerd zonder inwerkingtreding per 1 januari 2017 nu al uit beeld te verliezen.’
Deze afspraak/toezegging komt de staatssecretaris nu zelf niet na. De praktijk blijft voorlopig met de onduidelijkheid zitten welke kant het opgaat met pensioen in eigen beheer. Laten we hopen dat er na 17 maart meer duidelijkheid is en dat een mogelijke ingangsdatum op 1 januari 2017 niet (nu al) uit het oog verloren wordt.

 

Schenking van een lijfrente op twee levens is niet als periodieke gift aftrekbaar

Algemeen nut beogende instellingen (ANBI) zijn door de Belastingdienst aangewezen instellingen. Een ANBI zet zich voor minstens 90% in voor het algemeen nut en geniet daardoor bepaalde belastingvoordelen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij schenkingen.

De casus
Een echtpaar legt vast dat zij een lijfrente schenken aan een ANBI-stichting die zich bezighoudt met hulp aan mensen in India. Het gaat om lijfrentetermijnen van € 21.000 per jaar, die gedurende vijf jaar worden geschonken. In de overeenkomst is bepaald dat de lijfrentetermijnen stoppen bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot. De inspecteur merkt de schenking aan als gewone gift in plaats van periodieke gift. Als gewone gift is de schenking niet in zijn geheel aftrekbaar, als periodieke gift wel. Als reden voert de inspecteur aan dat de lijfrente niet voldoet aan het 1%-sterftekanscriterium, waardoor niet is voldaan aan het onzekerheidsvereiste. Hierdoor is de lijfrente geen periodieke uitkering en dus ook geen periodieke gift. De schenkers zijn het met deze uitleg niet eens en leggen het geschil aan de rechter voor.

De uitspraak
Rechtbank Zeeland-West Brabant vindt “dat er geen wezenlijke onzekerheid bestaat met betrekking tot het beloop van de uitkeringen”. De rechtbank volgt hiermee de redenering van de inspecteur. Deze is gebaseerd op de parlementaire geschiedenis. Is de sterftekans kleiner dan ongeveer 1%, dan  kwalificeert de lijfrente niet als periodieke uitkering. Het gegeven dat op de website van de Belastingdienst hierover onjuiste of onvolledige informatie staat, leidt niet tot opgewekt vertrouwen. De belastingplichtige (in dit geval: de man) maakt niet aannemelijk dat hij schade heeft geleden buiten het fiscale nadeel van het niet (geheel) aftrekbaar zijn van de schenking.
De man is het met deze uitspraak niet eens en stelt hoger beroep in. Hij doet dit echter te laat, waardoor het Hof ’s-Hertogenbosch de eiser niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding verklaart.
 (Bronnen: - Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27 augustus 2015, nr. AWB 15/424;
                  - Hof ’s-Hertogenbosch, 19 november 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4603;
                  - Hoge Raad, 27 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BD9217)

Noot:

Het lijkt verstandig om vooraf de fiscale behandeling te laten toetsen als wordt overwogen om een lijfrente als periodieke gift te schenken,. Schenking van een lijfrente die als periodieke gift kwalificeert, kan fiscaal erg aantrekkelijk zijn. Al in 2009 heeft advocaat-generaal Van Ballegooijen geconcludeerd dat bij een dergelijke lijfrente een ‘dubbele’ aftrek mogelijk is. De gift kan volgens hem in box 1 eerst op het belastbare inkomen uit werk en woning als persoonsgebonden aftrek in mindering worden gebracht. En vervolgens kan de contante waarde van de lijfrenteverplichting als schuld in aanmerking worden genomen in box 3.  

Geen navordering bij (gedeeltelijk) afzien van stamrechtuitkeringen

Het Hof Den Haag oordeelt dat de belastinginspecteur niet beschikt over een nieuw feit en daarom niet mag navorderen bij (het gedeeltelijk) afzien van stamrecht(uitkeringen).

Casus
Een man ontvangt in 1991 een ontslagvergoeding. Hij bedingt een loondervingsstamrecht bij zijn B.V. In de overeenkomst is bepaald dat de uitkeringen in 2007 ingaan, omdat de man dan 65 jaar wordt. Feitelijk keert de B.V. vanaf 2001 stamrechttermijnen uit. In 2007 ontvangt belanghebbende voor het laatst een uitkering van zijn B.V. In 2012 legt de inspecteur een navorderingsaanslag op. Daarnaast wordt in een afzonderlijke beschikking ook een vergrijpboete, heffings- en revisierente opgelegd. De inspecteur stelt namelijk dat de man de aanspraken in 2007 heeft prijsgegeven. De man is het hier niet mee eens en stelt dat er geen sprake is van een nieuw feit. Een nieuw feit is noodzakelijk voor navordering.
 
Uitspraak
Hof Den Haag constateert in hoger beroep dat de inspecteur bij het vaststellen van de aangifte inkomstenbelasting niet heeft gekeken naar de aangifte vennootschapsbelasting. Als hij dat wel had gedaan, dan had hij de afname van de stamrechtverplichting kunnen zien. Daaraan had hij de conclusie kunnen verbinden dat (een deel van) de stamrechtaanspraak is prijsgegeven. Er is geen sprake van een nieuw feit. Het hof vernietigt de navorderingsaanslag.
(Bron: Gerechtshof Den Haag, 20 januari 2016, ECLI:NL:GHDH:2016:111)

Noot:

In een eerder stadium had de rechtbank geoordeeld dat sprake was van het prijsgeven van (een deel van) de stamrechtaanspraak. Dit was op zich, gezien de feiten, geen verwonderlijke uitspraak. Als pensioen- en/of stamrechtuitkeringen namelijk niet (meer) worden uitgekeerd, terwijl de gerechtigde hier wel recht op heeft, is al snel sprake van het prijsgeven/afzien van pensioen- en/of stamrechtaanspraken. Dit geldt in principe ook als er geen liquide middelen in de B.V. meer aanwezig zijn om de uitkeringen te betalen. Gevolg van niet (meer) uitkeren, is dat de waarde in het economisch verkeer van de pensioen- en/of stamrechtaanspraak in de belastingheffing wordt betrokken tegen een progressief tarief van (maximaal) 52%. Daarnaast wordt revisierente (20%) en mogelijk heffingsrente in rekening gebracht. De totale ‘kostenpost’ (belastingheffing, heffings- en revisierente en boete) bedroeg in deze casus circa € 325.000! De man wordt nu ‘gered’ door een procedurele fout, omdat er geen sprake is van een nieuw feit. Om tot navordering te kunnen overgaan, moet sprake zijn van een nieuw feit. Essentieel hierbij is dat de inspecteur had kunnen zien dat de stamrechtvoorziening in 2007 en 2008 fors afnam. Door geen nader onderzoek hiernaar te doen (terwijl wel informatie voorhanden is), kan op een later moment geen sprake meer zijn van een nieuw feit.

 

Dubbele vrijstelling voor uitkering kapitaalverzekering bij leven met een begunstigde

Met ingang van 1 januari 2016 is in de wet vastgelegd dat fiscale partners bij het doen van aangifte kunnen vragen om de uitkering fictief voor de helft aan elke partner toe te rekenen. Op die manier kan gebruik worden gemaakt van de uitkeringsvrijstelling van beide partners ook al is slechts een van de partners begunstigde. Zonder deze maatregel kan in de situatie van één begunstigde van de uitkering ook slechts één keer de uitkeringsvrijstelling worden toegepast.
Dit geldt zowel voor de kapitaalverzekering eigen woning (KEW), de spaarrekening eigen woning (SEW) en het beleggingsrecht eigen woning (BEW) als de kapitaalverzekeringen die zijn afgesloten vóór 1 januari 2001 en onder het overgangsrecht vallen.
Voor uitkeringen gedaan vóór 1 januari 2016 heeft de staatssecretaris in een beleidsbesluit goedgekeurd dat eerder opgelegde definitieve aanslagen ambtshalve verminderd kunnen worden. Dit betekent dat de belastingplichtige een verzoek om ambtshalve vermindering kan doen als er minder dan vijf jaar zijn verlopen na het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Hierdoor kunnen partners alsnog gebruik maken van de dubbele uitkeringsvrijstelling. Aan deze goedkeuring worden de volgende voorwaarden verbonden:

  1.  in het kalenderjaar waarin de uitkering is gedaan had de gerechtigde een partner;
  2.  de gerechtigde en de partner doen een gezamenlijk verzoek om de uitkering aan beiden voor de helft
     toe te rekenen;
  3.  de uitkering voldoet aan de vrijstellingsvoorwaarden;
  4.  op het verzoek kan niet worden teruggekomen.

Als de kapitaalverzekering of de KEW in het kader van de beëindiging van het partnerschap tot uitkering komt of is gekomen, kunnen de gewezen partners zich wenden tot de Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen/Team Brieven en beleidsbesluiten. De staatssecretaris zal dan beoordelen of in die situatie ook de tegemoetkoming kan worden verleend. Dit geldt ook voor een kapitaalverzekering of een KEW/SEW/BEW die na 1 januari 2016 tot uitkering komt of is gekomen.
(Bron: Besluit staatssecretaris van Financiën 4 februari 2016, nr. BLKB2016/33M)

Noot:

De wetswijziging is op Prinsjesdag aangekondigd in het wetsvoorstel Belastingplan 2016. In de toelichting kondigde de regering al het besluit aan met een maatregel voor reeds ontvangen uitkeringen in het (recente) verleden.
Het besluit is een tegemoetkoming voor situaties, waarbij aanslagen onherroepelijk vast staan. Staat de aanslag over het jaar waarin de uitkering heeft plaatsgevonden nog niet onherroepelijk vast, dan kan de belastingplichtige nog bezwaar maken tegen de aanslag.
 

WOZ-waarde mede bepalend voor omvang nalatenschap voor de erfbelasting

Een zoon heeft volgens het testament van zijn overleden moeder recht op een legaat 1) van 10% (in contanten) van de omvang van de nalatenschap. De eigen woning maakt onderdeel uit van de nalatenschap. De zoon heeft hierdoor een bedrag van € 45.697,84 op zijn bankrekening ontvangen. De belastinginspecteur heeft een aanslag erfbelasting opgelegd ten bedrage van € 62.430. Dat is de waarde van het legaat van de zoon op basis van de door de notaris gemaakte berekening. Bij die berekening is voor de nagelaten woning uitgegaan van de WOZ-waarde en niet van de waarde in het economisch verkeer.

De zoon is van mening dat voor de erfbelasting niet meer belast zou moeten worden dan wat hij als legaat heeft ontvangen.

Het hof en de Hoge Raad oordelen dat de inspecteur bij de bepaling van de waarde van het legaat terecht rekening heeft gehouden met de WOZ-waarde van de woning. De waarderingsmaatstaf van de Wet waardering onroerende zaken moet ook worden toegepast voor zover de omvang van een legaat afhankelijk is van de waarde van een woning.
(Bron: Hoge Raad 11-12-2015, nr. 14/04115, ECLI:NL:HR:2015:3491)

Noot:

De Successiewet 1956 heeft als uitgangspunt dat voor de erf- en schenkbelasting moet worden uitgegaan van de waarde van de verkrijging in het economische verkeer. Voor onroerende zaken die als woning in gebruik zijn, is uitdrukkelijk bepaald dat waardering volgens Wet waardering onroerende zaken moet plaatsvinden. Het oordeel van (het Hof en) de Hoge Raad is daarom ook niet verrassend. Wel is het moeilijk uit te leggen aan betrokkene. Hij betaalt niet alleen erfbelasting over het daadwerkelijk ontvangen bedrag, maar ook nog eens over ruim een derde meer.

1) Een legaat is een bepaling in een testament, waarbij een bepaald goed of bedrag aan een specifiek persoon wordt nagelaten.

Opvragen informatie bij Duitse Belastingdienst niet onrechtmatig

Een medewerker van de Nederlandse Belastingdienst heeft in het Duitse blad ‘Der Spiegel’ gelezen over misbruik door Nederlanders van ‘Stiftungen’ in Liechtenstein. Na het lezen van het artikel heeft hij de Duitse Belastingdienst gevraagd om informatie over dit onderwerp. Naar aanleiding hiervan krijgt een man alsnog een heffing over verzwegen vermogen in Liechtenstein. Volgens de informatie van de Duitse Belastingdienst is deze man namelijk betrokken bij een Liechtensteinse ‘Stiftung’. De man vindt dat de informatie van de Duitse Belastingdienst onrechtmatig is. Hij vindt dat sprake is van een verboden ‘fishing expedition’, een willekeurig verzoek om informatie en dat hij geïnformeerd had moeten worden over het verzoek aan de Duitse Belastingdienst. De rechtbank, het gerechtshof en de Hoge Raad vinden echter dat de Belastingdienst de verkregen informatie wel mocht gebruiken. De Hoge Raad merkt op dat uit de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie blijkt dat de Belastingdienst in deze situatie niet verplicht is om de belastingplichtige te informeren. 
(Bron: Hoge Raad, 5 februari 2016, nr. 15/0008, V-N 2016/11.4)

Noot:

De Bijstandsrichtlijn geeft de Belastingdienst de mogelijkheid om Europese Belastingdiensten te vragen om hulp bij het heffen van inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (77/799 EEG). De te delen informatie moet ruim worden uitgelegd. Het gaat om ‘alle inlichtingen die (de Lidstaten) van nut kunnen zijn voor een juiste vaststelling van de belastingschuld. Op grond van de richtlijn kan op drie manieren om informatie worden gevraagd: op verzoek, automatisch en spontaan. In deze situatie verstrekt de Duitse Belastingdienst de informatie ‘spontaan’. Uit jurisprudentie blijkt dat de richtlijn geen rechten bevat voor belastingplichtigen. Een belastingplichtige hoeft niet op de hoogte te worden gesteld van een internationaal verzoek om inlichtingen.
 

Korte berichtenlabel

Korte berichten