FA Nieuwsbrief februari 2020

Jaargang 8 nummer 7

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief: 

Pensioen

Vraag en antwoord over de berekening van het maximale nabestaandenoverbruggingspensioen aangepast | Kort bericht

Kapitaalverzekeringen

Gedeeltelijke afkoop BHW-kapitaalverzekering na 20 jaar premiebetaling | Artikel
Tekortgeschoten in zorgplicht: schadevergoeding | Kort bericht

Eigen woning

Verhaal restschuld door de bank bij ex-partners | Kort bericht
Geen volledige renteaftrek eigen woning na scheiding | Kort bericht

Wetgeving in parlement

Op de hoogte blijven van de laatste parlementaire ontwikkelingen? Kijk dan bij het Overzicht (financiële) wetgeving in parlement en recent aangenomen wetgeving.
Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.
 

Artikelen

Gedeeltelijke afkoop BHW-kapitaalverzekering na 20 jaar premiebetaling

Fiscale Zaken VIVAT

Vraag: Klant wil een (gedeeltelijke) opname doen uit een kapitaalverzekering die valt onder het Brede Herwaarderingsregime (BHW dus geen KEW). De klant heeft al meer dan twintig jaar premie betaald (binnen de bandbreedte van 1:10). Levert dit fiscale problemen op?

Korte berichten

Vraag en antwoord over de berekening van het maximale nabestaandenoverbruggingspensioen aangepast

Het Centraal Aanspreekpunt Pensioen (CAP) heeft V&A 08-068 dat gaat over de berekening van het maximale nabestaandenoverbruggingspensioen aangepast. Zo is het V&A aangepast aan de per 1 januari 2020 geldende ANW- en AOW-uitkeringsbedragen en fiscale tarieven.
Nieuw is een onderdeel over indexatie. Bij een ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen mogen de fiscale maxima worden overschreden door aanpassing van het pensioen aan loon- of prijsontwikkeling. Bij een nabestaandenoverbruggingspensioen mag dat niet. De mogelijkheid om een vast of variabel indexatiepercentage te hanteren, is daardoor beperkt. Dergelijke indexatiepercentages zijn fiscaal slechts mogelijk indien en voor zover het nabestaandenoverbruggingspensioen na de indexatie het voor de gerechtigde geldende fiscale maximum niet overschrijdt.
Tot slot is ook de tekst over het in de vóór 1 augustus 2018 gepubliceerde versies van V&A 08-068 opgewekte vertrouwen en de eerder gepubliceerde voorbeelden geactualiseerd.
(Centraal Aanspreekpunt Pensioenen, V&A 08-068, 28 januari 2020)

Noot:

Het volledige V&A is hier te vinden.

(februari 2020)
 

Tekortgeschoten in zorgplicht: schadevergoeding

In overleg met de geldverstrekker sluit een vrouw sluit in het kader van een hypothecaire geldlening per 1 juni 1997 een kapitaalverzekering met een looptijd van 30 jaar. Doel is om met het in de kapitaalverzekering op te bouwen kapitaal de geldlening af te lossen.
In 2014 komen de vrouw en de geldverstrekker een inkorting van de looptijd van deze kapitaalverzekering met tien jaar met elkaar overeen. Het verzekerde bedrag en de maandelijkse premie zijn daarbij verlaagd door een extra aflossing op de hypothecaire geldlening.
De looptijd van de verzekering eindigt per 1 juni 2017. Een jaar vóór het einde van de looptijd informeert de geldverstrekker de vrouw over de einddatum en adviseert haar om contact te zoeken met een financieel adviseur. De vrouw en de geldverstrekker hebben in juni 2016 telefonisch contact maar daarvan is niets vastgelegd. Op 9 september 2016 verkoopt de vrouw haar appartement. Naar aanleiding van de verkoop stuurt de geldverstrekker in september 2016 een brief naar de vrouw met daarin onder meer de volgende tekst:
“Als gevolg van de algehele aflossing van uw Lage Lasten Hypotheek onder bovengenoemd lening nummer op 1 november 2016, dient de Lage Lasten Polis afgekocht of omgezet te worden. Wij maken u erop attent dat het rentebestanddeel in de polis per 01/12/2016 € 28.624 bedraagt. Dit is het verschil tussen de afkoopwaarde en het totaal van de betaalde premies. Dit rentebestanddeel is in beginsel belastbaar. Uw polis loopt inmiddels echter minimaal 15 jaar. Daarom kunt u mogelijk gebruik maken van een fiscale vrijstelling voor deze afkoopwaarde. Wij bieden u de volgende opties aan (…).
Bij keuze voor optie 1, 3a of 3b dient u rekening te houden met eventuele fiscale consequenties. Als u hier vragen over heeft, dan kunt u contact opnemen met onze afdeling Klantbeheer 1.”

De vrouw belt opnieuw met de geldverstrekker en ook hiervan is niets vastgelegd. De vrouw beëindigt de kapitaalverzekering en brengt de afkoopwaarde in mindering op de aflossingsnota van de hypothecaire geldlening. Dat is optie 3a.
In mei 2018 stuurt de Belastingdienst een brief aan de vrouw met daarin opgenomen de volgende passage:
“Ontvangen overige inkomsten: belastbaar deel uitkering kapitaalverzekering
Volgens de gegevens verstrekt door Stater Nederland BV te Amersfoort, is er op 13 december 2016 een bedrag van € 49.485 van een kapitaalverzekering vrijgekomen waarbij het totaal bedrag aan premie € 20.857 is (….). De uitkering is hoger dan het maximaal vrijgesteld bedrag van € 28.134 dat voor uw kapitaalverzekering van toepassing is. Dit leidt tot een extra te belasten bedrag van € 12.531.”

Na discussie met de geldverstrekker dient de vrouw een klacht in bij het KIFID.
De vrouw geeft aan niet te zijn gewezen op de geldende - veel hogere - fiscale vrijstelling bij 20 jaar (€ 123.428 in plaats van € 28.134). Zij heeft hierdoor niet het meest ideale verkoopmoment kunnen bepalen.
De geldverstrekker geeft aan geen adviseur te zijn en nimmer de indruk heeft gewekt dat de uitkering bij voortijdige beëindiging van de kapitaalverzekering volledig zou zijn vrijgesteld.
De Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is van mening dat de brief van september 2016 ontoereikend is. De geldverstrekker had niet alleen moeten wijzen op de vrijstelling na 15 jaar maar ook op de grotere vrijstelling na 20 jaar. Die vrijstelling lag binnen handbereik van de vrouw. Zij is in de brief ook expliciet uitgenodigd om contact op te nemen over de fiscale consequenties. De commissie verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam financieel dienstverlener een adequate dossiervorming. Aangezien gespreksnotities ontbreken voldoet de geldverstrekker daar niet aan. De geldverstrekker schiet tekort in haar zorgplicht.
De schending van de zorgplicht heeft geleid tot schade bij de vrouw. Zij had de woning al verkocht toen zij de tweede brief in september 2016 ontving, maar door gebreken aan de vloer was de ontbindende voorwaarde van de koop in werking was getreden. De onderhandelingen met de koper waren heropend.
De vrouw krijgt niet volledig het door haar geëiste schadebedrag toegewezen. De commissie houdt namelijk rekening met het feit dat bij een latere verkoop van de woning de vrouw gedurende een aantal maanden extra woonlasten had gehad.
(Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening van het KIFID, 2 januari 2020, nr. 2020-003)

(februari 2020)

Verhaal restschuld door de bank bij ex-partners

Een vrouw sluit met haar partner een hypothecaire lening bij een bank voor de aankoop van een woning. Zij zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire geldlening.
De relatie van de man en de vrouw eindigt en de woning wordt verkocht. De verkoopopbrengst van de woning is niet voldoende om de volledige schuld af te lossen. Er ontstaat een restschuld.
Op de hypothecaire geldlening van Nationale Hypotheekgarantie van toepassing. Het Waarborgfonds Eigen Woningen (hierna: Waarborgfonds) betaalt een bedrag aan de bank, maar daarna resteert nog een restschuld van ruim € 20.000. Maar de vrouw en haar ex-partner komen niet in aanmerking voor de kwijtscheldingsregeling van het Waarborgfonds. Het Waarborgfonds wil het aan de bank betaalde bedrag op de vrouw en haar ex-partner verhalen. Zij gaat akkoord met het voorstel om 37,5% van het verschuldigde bedrag te betalen en voldoet het bedrag.
Haar ex-partner heeft een schuldsaneringsregeling. De bank vordert betaling van de restschuld bij de vrouw.
In een procedure voor het KIFID vordert een vrouw dat de bank een restschuld niet op haar verhaalt, maar op haar ex-partner. De vrouw was in de veronderstelling dat zij met de betaling aan het Waarborgfonds alles geregeld had. Ook vindt zij het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat de bank alleen maar verhaal zoekt op haar. Haar ex-partner is volgens de vrouw de veroorzaker van alle problemen en heeft nog wel een behoorlijk inkomen, ondanks de schuldsaneringsregeling.
Het Waarborgfonds schrijft in haar brief dat door akkoord te gaan met haar voorstel zij in een keer schuldenvrij is. Maar het KIFID geeft aan dat het Waarborgfonds dat niet schrijft namens de bank. Dat kan de bank niet verweten worden.
Tegen de stelling van de vrouw dat alleen zij wordt aangesproken verwerpt de bank. Door privacyregels kan er niet veel over worden gezegd, maar de bank onderbouwt haar stelling dat contact is geweest met de bewindvoerder.
Aangezien sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid en niets is gebleken van strijd met redelijkheid en billijkheid, wijst de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het KIFID de vordering af.
(Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2020-036, 9 januari 2020)

Noot:

Veel partners die samen een huis komen en daarvoor een hypothecaire geldlening aangaan beseffen waarschijnlijk vaak niet dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn. Totdat het te laat is. Zo ook in deze casus. De geldverstrekker zal normaliter een poging tot invordering doen bij beide ‘aansprakelijken’, maar als bij de een niets te halen valt, blijft vanzelf de andere partner over die de resterende schuld mag voldoen.

(februari 2020)
 

Geen volledige renteaftrek eigen woning na scheiding

Een man is tot 6 september 2011 gehuwd met zijn (ex-)echtgenote. De man en de vrouw zijn tot begin 2016 voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning. De vrouw is  op 18 september 2012 vertrokken uit de woning. In het echtscheidingsconvenant wordt geen alimentatie overeengekomen en wordt de echtelijke woning niet verdeeld en vooralsnog door beiden bewoond.
De man brengt in de jaren 2011 tot en met 2015 de volledige hypotheekrente in aftrek en rekent 50% van het eigenwoningforfait tot het inkomen. De inspecteur corrigeert de aangiften over 2014 en 2015. De man komt hiertegen in beroep. Voor de rechtbank geeft de man aan dat hij inmiddels heeft begrepen dat hij een en ander niet op de juiste manier met zijn ex-echtgenote heeft geregeld. Achteraf bezien had hij in het echtscheidingsconvenant een zogenoemde “cirkelconstructie” moeten afspreken. Dat betekent dat hij en zijn ex-echtgenote ieder 50% van de volledige hypotheekrente hadden betaald. En hij 50% van het bedrag aan hypotheekrente als partneralimentatie aan zijn ex-echtgenote had betaald. Zijn ex-echtgenote zou dan de ontvangen alimentatie als inkomen hebben moeten opgeven. Zij had de door haar betaalde 50% van de hypotheekrente wel van haar inkomen kunnen aftrekken (en de cirkel was rond). 
De rechtbank geeft aan dat de man voor de onverdeelde helft eigenaar was van de woning. Daarmee is de helft als eigen woning van de man aan te merken. Ook gelet op het echtscheidingsconvenant hebben de man en de vrouw ieder voor de helft een eigenwoningschuld. De door de man geschetste “cirkelconstructie” is niet vergelijkbaar met de situatie van de man. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
In hoger beroep doet de man een beroep op opgewekt vertrouwen. In 2011 en 2012 geeft hij in zijn aangifte al aan dat hij alleenstaand is en toch is de volledige renteaftrek toegekend. De inspecteur voert ter zitting aan dat voor de jaren 2011 en 2012 terecht een volledige aftrek van hypotheekrente is toegekend. Dit volgt in geval van een scheiding uit de eigenwoningregeling. Het volgen van de aangiften voor die jaren betekent niet een relevante standpuntbepaling voor de jaren 2014 en 2015.
Het hof volgt de rechtbank in haar oordeel. Dat er een mogelijkheid bestond om aftrek te realiseren doet niet ter zake omdat de man en de vrouw die weg niet hebben gekozen in het echtscheidingsconvenant.
Volgens het hof heeft de inspecteur ongelijk met zijn stelling dat voor de jaren 2011 en 2012 terecht volledige aftrek van hypotheekrente is verleend. “De door de inspecteur bedoelde regeling van artikel 3.111, vierde lid, Wet IB 2001 is enkel van toepassing indien de belastingplichtige niet langer in de woning woont, terwijl de woning zijn gewezen partner nog wel als hoofdverblijf ter beschikking staat. Deze situatie deed zich in genoemde jaren niet voor.” Dit leidt niet tot een in rechte te beschermen vertrouwen voor de jaren 2014 en 2015. Er is geen sprake van een weloverwogen standpuntbepaling. 
Het beroep van de man is ongegrond.
(Hof Amsterdam, 24 september 2019, nrs. 18/00354 en 18/00355, ECLI:NL:GHAMS:2019:3716)

Noot:

Dat het onderwerp eigen woning en scheiding een lastig onderwerp is, illustreert deze hofuitspraak ten volle. Op de eerste plaats door het feit dat de man en vrouw de zaken anders  hadden kunnen vormgeven, waardoor toch aftrek gerealiseerd had kunnen worden.
Maar ook door de inspecteur die een steek heeft laten vallen met zijn opmerking over de aftrek over de jaren 2011 en 2012.
In Financieel Actief hebben we uitgebreid stilgestaan bij het onderwerp: “Vierluik eigen woning vanuit fiscaal perspectief” (derde onderdeel).

(februari 2020)

Korte berichtenlabel

Korte berichten