FA Nieuwsbrief december 2014

Jaargang 3 nummer 5

Ook het slot van 2014 is turbulent. Veel maatregelen op pensioenterrein en niet te vergeten een mogelijke kabinetscrisis.

In het eerste artikel zijn alle belangrijke wijzigingen op het terrein van pensioen beknopt op een rij gezet. Aangevuld met de behandeling van het Belastingplan 2015 in de Eerste Kamer.

De fiscale en sociale cijfers voor 2015 zijn gepubliceerd en wij hebben een selectie opgenomen. Net zoals voorgaande jaren maken we daarbij een voorbehoud, omdat ook officieel gepubliceerde cijfers wel eens op het laatste moment worden aangepast.

Bas Vereggen bespreekt een uitspraak van rechtbank Noord Holland. De zaak gaat over een zogenoemde erfpachtconstructie waarbij de inspecteur van mening is dat de eigenwoningregeling niet van toepassing is.

Verder hebben we nog een Praktijkcase waarin wordt ingegaan op de invloed van de parttimefactor op de grens van € 100.000 voor pensioengevend loon zoals die met ingang van 1 januari 2015 van toepassing is.

Tot slot wens ik u - mede namens de andere redactieleden - fijne feestdagen en een gezond en voorspoedig 2015 toe.

[[{"type":"media","view_mode":"media_large","fid":"212","attributes":{"alt":"","class":"media-image","height":"103","typeof":"foaf:Image","width":"110"}}]]

drs. Kees van Oostwaard
Eindredacteur Financieel Actief 

Artikelen

Herfst 2014 II: vooral ontwikkelingen rondom pensioen

Kees van Oostwaard Athora

Het jaar 2014 loopt ten einde en zoals elk jaar worden dan nog snel diverse wetsvoorstellen in de Eerste Kamer afgehandeld. Dat geldt in ieder geval voor het Belastingplan voor het komende jaar. Maar er gebeurde vooral het nodige op het terrein van pensioenen. In dit artikel zet ik de zaken beknopt op een rij.

Belastingplan 2015

Het wetsvoorstel Belastingplan 2015 is op 16 december 2014 aangenomen door de Eerste Kamer.

Het nettopensioen is tijdens de behandeling van het Belastingplan 2015 in de Eerste Kamer niet meer aan de orde geweest. Wel is het onderwerp in de Tweede Kamer nog aan bod geweest (zie hierna).

Er zijn veel pogingen gedaan om de termijn voor de extra verhoogde schenkvrijstelling voor de eigen woning (van € 100.000) te verlengen tot na 31 december 2014. Maar ook de laatste poging van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) via de Eerste Kamer heeft geen resultaat opgeleverd. De staatssecretaris houdt vol dat duidelijk sprake is van een tijdelijke maatregel en dat de termijn hiervan duidelijk is.

In een motie ingediend door Van Boxtel wordt het kabinet verzocht om vóór Prinsjesdag 2015 te komen met een uitgewerkt voorstel voor de belastingherziening, inclusief de eerste concrete stappen voor 2016. Deze motie is door de Eerste Kamer aangenomen.

Kamervragen Omtzigt over € 100.000 en verlaging pensioenopbouw

Kamerlid Omtzigt heeft vijftien vragen gesteld over de toepassing van de grens van € 100.000 en de verlaging van de pensioenopbouw. Op 11 december 2014 heeft de staatssecretaris van Financiën die vragen beantwoord. 1)

Voor de grens van € 100.000 laat de staatssecretaris diverse voorbeelden zien. Zo ligt voor een werknemer die € 80.000 verdient in een dienstbetrekking met deeltijdfactor 0,6 de aftoppingsgrens op € 60.000 (€ 100.000 x 0,6).

Een ander voorbeeld is de werknemer met twee dienstbetrekkingen. In de ene dienstbetrekking verdient hij € 50.000 met deeltijdfactor 0,5 en in de andere dienstbetrekking verdient hij € 60.000 met deeltijdfactor 0,6 (in totaal dus € 110.000). Voor de dienstbetrekking met een deeltijdfactor van 0,5 pensioen bouwt de werknemer op over ten hoogste € 50.000 (€ 100.000 x 0,5). Over de tweede dienstbetrekking bouwt deze werknemer ten hoogste pensioen op over € 60.000 (€ 100.000 x 0,6). In totaal bouwt deze werknemer dus pensioen op over € 110.000. De staatssecretaris waarschuwt wel dat sprake moet zijn van een reële situatie van twee dienstverbanden. Constructies zal de Belastingdienst bestrijden.

Ook beschrijft de staatssecretaris de situatie dat een werknemer een dienstverband heeft voor meer dan de fulltime diensttijd in de onderneming. Hij gebruikt het voorbeeld waarbij een werknemer bij 40 uur een salaris ontvangt van € 104.000, terwijl binnen de onderneming een fulltime dienstverband 38 uur omvat. In dat geval geldt de absolute grens van € 100.000 (en dus niet de factor 40/38 maal € 100.000). Zie voor een ander voorbeeld ook de Praktijkcase.

En desgevraagd ontkent de staatssecretaris dat werkgevers en uitvoerders te weinig tijd hebben gehad om de aanpassingen van Witteveen 2015 door te voeren. Hij schrijft:

“De Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen is op 27 mei 2014 door de Eerste Kamer aangenomen. Pensioenuitvoerders hebben zodoende voldoende tijd gehad om werkgevers te informeren over de aanpassingen.”

De staatssecretaris miskent hiermee het feit dat zeven maanden nog steeds een korte termijn is. Bovendien zal een werkgever bijvoorbeeld zijn werknemers die meer verdienen dan € 100.000 ter compensatie een nettopensioen willen bieden. Daaromtrent bestaan nog steeds onduidelijkheden.

Het feit dat de staatssecretaris verwijst naar de mogelijkheid om de regeling - met glijclausule - vóór 1 januari 2015 voor te leggen aan de Belastingdienst, geeft al aan dat hij zelf ook wel aanvoelt dat de termijn nogal krap is.

Verzamelwet pensioenen 2014

De Eerste Kamer heeft op 9 december het wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2014 aangenomen. Deze wet maakt het onder meer mogelijk dat pensioenuitvoerders een nettopensioen kunnen aanbieden. Daarnaast bevat de wet een aantal voornamelijk technische wijzigingen die ik hier niet bespreek.

Wet aanpassing financieel toetsingskader

Deze wet beoogt het financieel toetsingskader (ftk) voor pensioenfondsen te verbeteren. Op 16 december 2014 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel aangenomen. Met de in de wet opgenomen aanpassingen wordt het mogelijk financiële schokken (mee- en tegenvallers) gespreid in de tijd te verwerken. Dat moet bijdragen aan het realiseren van een stabieler pensioen. Doelstelling is om ruimte te bieden voor een beleggingsbeleid dat past bij het realiseren van een voorwaardelijk geïndexeerd pensioen. Tegelijkertijd moeten de aanpassingen voorkomen dat te snel wordt overgegaan tot indexatie. 2)

Verzamelwet Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2015

Op 13 november heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Verzamelwet Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2015. Dit wetsvoorstel bevat zeer diverse maatregelen. Interessant voor de oudedagsvoorzieningen is het aangenomen amendement dat het mogelijk maakt om afkoop van klein pensioen uit te stellen. 3) Pensioenuitvoerders kunnen op grond van artikel 66 van de Pensioenwet en artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling een klein pensioen afkopen. Vaak gebeurt dat rond de pensioendatum. Een afkoop vóór de AOW-leeftijd kan diverse nadelige gevolgen hebben voor de gerechtigde. Daarom wordt het via dit amendement mogelijk gemaakt om op verzoek van de deelnemer de afkoop uit te stellen tot de maand volgend op de datum waarop een gewezen deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. De beoogde datum waarop dit onderdeel van de wet in werking treedt is 1 januari 2015. 4) De maatregel biedt dus geen oplossing voor afkopen die in 2014 plaatsvinden en hebben plaatsgevonden.

Tevens is een amendement aangenomen dat voorkomt dat gemeenten bijstandsgerechtigden kunnen dwingen om hun tweede pijler pensioen vervroegd in te laten gaan. Slechts als personen vrijwillig hun pensioen eerder laten ingaan, zal dit pensioen door het college van B&W in aanmerking genomen worden bij de vaststelling voor het recht op en de hoogte van de bijstand.

Al op 25 november 2014 heeft de Eerste Kamer dit wetsvoorstel als hamerstuk afgedaan. De wet is dan ook al gepubliceerd in het Staatsblad. 5)

Versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd

In het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ is afgesproken om de verhoging van de AOW-leeftijd te versnellen. Staatssecretaris Kleinsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft samen met staatssecretaris Wiebes van Financiën op 17 november 2014 het wetsvoorstel dat daartoe strekt, aangeboden aan de Tweede Kamer. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen zal de AOW-leeftijd al in 2021 67 jaar zijn, in plaats van in 2023.

In het volgende overzicht heb ik de huidige en de voorgestelde situatie weergegeven.

Verhoging AOW





Ook zal eerder naar de levensverwachting worden gekeken voor verhogingen van de AOW-leeftijd, namelijk vanaf 2022 in plaats van vanaf 2024. Een verhoging van de AOW-leeftijd wordt minimaal vijf jaar van tevoren aangekondigd. Dus met ingang van 1 januari 2017 wordt voor het eerst bezien wat de levensverwachting is en of dat reden is om de AOW-leeftijd in 2022 te wijzigen. Vervolgens zal deze toets jaarlijks plaatsvinden.

Een verhoging van de AOW-leeftijd zal ook gepaard gaan met een verhoging van de pensioenleeftijd in de tweede pijler. In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt immers tegenwoordig voor de pensioenleeftijd verwezen naar de Algemene Ouderdomswet. Al zal bijvoorbeeld artikel 18a van die wet wel aangepast moeten worden. In dat artikel staat dat pensioen actuarieel herrekend moet worden als het pensioen eerder ingaat dan de 67-jarige leeftijd. In dit wetsvoorstel is daar in ieder geval niet in voorzien.

Belangrijke reden voor het wetsvoorstel is dat “de uitgaven aan AOW op de middellange termijn sterk toenemen als gevolg van de vergrijzing en de stijgende levensverwachting”. Ook is de “toestand van de overheidsfinanciën [..] door de economische crisis echter verder verslechterd.”

Het wetsvoorstel komt niet onverwacht. Ik ben wel benieuwd wanneer de 70-jaarsgrens doorbroken wordt.

Slot

Op de valreep is een aantal zaken verduidelijkt en verbeterd. Zie bijvoorbeeld de maatregel dat gemeenten pensioengerechtigden niet kunnen dwingen om het pensioen eerder te laten ingaan. Maar zoals altijd blijven er genoeg uitdagingen voor het volgende jaar over. Ik ben ook zeker benieuwd naar de concrete plannen voor de belastingherziening.



1) Brief staatsecretaris van Financiën, 11 december 2014, kenmerk DB/2014/502U

2) Voor een uitgebreidere behandeling van dit wetsvoorstel zie Jos Gielink, 'Wetsvoorstel FTK door Tweede Kamer: Het tiende tussenstation in zicht', PensioenAdvies, november 2014, p.14

3) Kamerstukken II 2014/2015, 33 988, nr. 29

4) Daadwerkelijke datum wordt bij Koninklijk Besluit vastgesteld

5) Staatsblad 2014, nr. 504

Cijfers 2015

In dit overzicht geven we de belangrijkste fiscale en sociale cijfers voor 2015 weer. Daarbij geven we uitsluitend de officieel gepubliceerde cijfers weer. Ook is het mogelijk dat cijfers nog aangepast worden (niet zelden worden officiële publicaties op een later moment gecorrigeerd).

Wetsartikelen

Algemeen

Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd (in 2015 is de AOW-leeftijd 65 jaar en 3 maanden)

Belastbaar inkomen meer dan
maar niet meer dan
belastingtarief
tarief premie volksverzekeringen
totaal tarief
heffing over totaal van de schijven

-
€ 19.822
8,35%
28,15%
36,5%
€ 7.234

€ 19.822
€ 33.589
13,85%
28,15%
42%
€ 13.016

€ 33.589
€ 57.585
42%
 
42%
€ 23.094

€ 57.585
 
52%
 
52%
 

Schijventarief box 1 AOW-leeftijd geboren vanaf 1 januari 1946

Belastbaar inkomen meer dan
maar niet meer dan
belastingtarief
tarief premie volksverzekeringen
totaal tarief
heffing over totaal van de schijven

-
€ 19.822
8,35%
10,25%
18,6%
€ 3.686

€ 19.822
€ 33.589
13,85%
10,25%
24,1%
€ 7.004

€ 33.589
€ 57.585
42%
 
42%
€ 17.082

€ 57.585
 
52%
 
52%
 

Schijventarief box 1 AOW-leeftijd geboren vóór 1 januari 1946

Belastbaar inkomen meer dan
maar niet meer dan
belastingtarief
tarief premie volksverzekeringen
totaal tarief
heffing over totaal van de schijven

-
€ 19.822
8,35%
10,25%
18,6%
€ 3.686

€ 19.822
€ 33.857
13,85%
10,25%
24,1%
€ 7.068

€ 33.857
€ 57.585
42%
 
42%
€ 17.034

€ 57.585
 
52%
 
52%
 

Hypotheken

Eigen woning

Met ingang van 1 januari 2013 is renteaftrek voor nieuwe eigenwoningschulden alleen mogelijk bij een vooraf (schriftelijk) overeengekomen ten minste annuïtair aflossingsschema van 360 maanden. Voor bestaande leningen geldt eerbiedigende werking. 

In 2015 bedraagt het tarief voor de aftrekbare kosten voor de eigen woning 51% voor zover de aftrek plaats zou vinden tegen het tarief van de vierde schijf.

Als de WOZ-waarde meer is dan
maar niet meer dan
bedraagt het forfaitpercentage

-
€ 12.500
nihil

€ 12.500
€ 25.000
0,30%

€ 25.000
€ 50.000
0,45%

€ 50.000
€ 75.000
0,60%

€ 75.000
€ 1.050.000
0,75%

€ 1.050.000
-
€ 7.875 vermeerderd met 2,05% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.050.000

Kapitaalverzekering/spaarrekening/beleggingsrecht eigen woning

Voor de uitkering uit een kapitaalverzekering/spaarrekening/beleggingsrecht eigen woning (KEW/SEW/BEW; box 1) kunnen de volgende vrijstellingen van toepassing zijn:

  • bij 15 tot 20 jaar premiebetaling: maximaal € 36.600
  • bij 20 jaar of meer premiebetaling: maximaal € 161.500

De totale vrijstelling kan nooit meer bedragen dan € 161.500 per belastingplichtige gedurende zijn leven.

Met ingang van 1 april 2013 geldt de KEW-vrijstelling niet meer behoudens bestaande gevallen.

Kapitaalverzekering

Kapitaalverzekeringen (box 3)

Bezittingsvrijstelling voor op 14 september 1999 bestaande kapitaalverzekeringen per belastingplichtige € 123.428. Uitvaartproducten vrijgesteld als verzekerd kapitaal dan wel waarde niet meer bedraagt dan € 6.921.

Sparen en beleggen

Sparen en beleggen

Heffingvrij vermogen box 3

Heffingvrij vermogen per belastingplichtige € 21.330.

Heffingvrij vermogen minderjarige kinderen is met ingang van 2012 vervallen.

Ouderentoeslag (als op 31 december 2014 de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt)

bij een inkomen uit werk en woning (vóór inachtneming van de persoonsgebonden aftrek) van:

Meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de ouderentoeslag

-
€ 14.431
€ 28.236

€ 14.431
€ 20.075
€ 14.118

€ 20.075
-
Nihil

Om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag mag de grondslag sparen en beleggen (rendementsgrondslag voor zover die meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen) niet meer bedragen dan € 282.226 (gehele jaar dezelfde partner: gezamenlijke grondslag niet meer dan € 564.451).

Vrijstelling groene beleggingen

Vrijstelling groene beleggingen per belastingplichtige € 56.928.

Heffingskorting groene beleggingen 0,7%.

Heffingskortingen durfkapitaal, sociaal-ethische en culturele beleggingen

De heffingskortingen voor beleggingen in durfkapitaal en sociaal-ethische en culturele beleggingen zijn per 1 januari 2013 vervallen.

Levensloop

Voor deelnemers die op 31 december 2011 een saldo van minder dan € 3.000 in levensloopproducten hadden, is het tegoed begin 2013 vrijgevallen. Deelnemers die op 31 december 2011 een saldo van € 3.000 of meer in levensloopproducten hadden, kunnen tot 2022 gebruik maken van overgangsrecht en jaarlijks 12% van het brutosalaris sparen (mits bij aanvang van het jaar het levenslooptegoed niet meer bedraagt dan 210% van het salaris over het voorafgaande kalenderjaar).

Levensloopverlofkorting: € 207 per jaar van deelname.

In 2015 wordt bij opname van het gehele tegoed ineens, 80% van de waarde per 31 december 2013 belast. Het meerdere wordt volledig belast.

Pensioen

Pensioen

Opbouwpercentages

De fiscaal maximale opbouwpercentages per dienstjaar zijn per 1 januari 2015:

  • 1,875% over de pensioengrondslag voor middelloon
  • 1,657% over de pensioengrondslag voor eindloon

Aftoppingsgrens

Het pensioengevend loon bedraagt maximaal € 100.000.

Fiscaal minimale franchise

 
middelloon geheel verzekerd
eindloon geheel verzekerd
(deels) eigen beheer eindloon

Franchise 100/75 (middelloon) 100/66,28 (eindloon) AOW
€ 12.642
€ 14.305
€ 20.921

Afkoop klein pensioen

Afkoop van pensioen (art.66 Pensioenwet) is toegestaan als de pensioenuitkering niet meer bedraagt dan € 462,88 per jaar.

Lijfrente

Lijfrente

Lijfrenteaftrek

 
(Maximum) bedrag

Jaarruimte (13,8% van de premiegrondslag)
€ 12.153

Maximum in aanmerking te nemen inkomen
€ 100.000

AOW-franchise
€ 11.936

Reserveringsruimte jonger dan 55 jaar en 3 maanden (17% van de premiegrondslag)
€ 7.052

Reserveringsruimte 55 jaar en 3 maanden, en ouder (17% van de premiegrondslag)
€ 13.927

Stakende ondernemers ten hoogste 5 jaar jonger dan AOW-leeftijd, 45% of meer arbeidsongeschikt of bij staken door overlijden
€ 447.047

Stakende ondernemers tussen 15 en 5 jaar jonger dan AOW-leeftijd of als lijfrenteuitkeringen direct ingaan
€ 223.531

Stakende ondernemers in overige gevallen

€ 111.771

Oudedagsreserve (9,8% van de winst, maar maximaal)
€ 8.631

Lijfrenteuitkeringen

 
Maximale jaaruitkering

Overbruggingslijfrente
€ 63.288

Tijdelijke oudedagslijfrente*
€ 21.142

* Met ingang van 1 januari 2014 mag de tijdelijke oudedagslijfrente niet eerder ingaan dan in het jaar waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt, en niet later dan in het jaar waarin de AOW-leeftijd plus vijf jaar wordt bereikt. Voor bestaande rechten geldt overgangsrecht.

Afkoopgrens lijfrente

Geen revisierente is bij afkoop verschuldigd als de waarde van de lijfrenteverzekering of lijfrenterekening niet meer bedraagt dan € 4.281. Voor deze grens moeten meerdere lijfrenteverzekeringen of - rekeningen bij dezelfde uitvoerder bij elkaar worden geteld.

Gouden handdruk

Gouden handdruk

Per 1 januari 2014 is de stamrechtvrijstelling voor nieuwe gevallen vervallen.

Kapitaalverzekering

Schenk- en erfbelasting

Tarieven schenk en -erfbelasting

Deel van de belaste verkrijging
Tariefgroep 1 (partners en kinderen)
Tariefgroep 1A (kleinkinderen)
Tariefgroep 2 (overige verkrijgers)

 € 0 - € 121.296
10%
18%
30%

€ 121.296 - hoger
20%
36%
40%

Vrijstellingen schenkbelasting

Kinderen
€ 5.277

Kinderen (18 - 40 jaar (eenmalig)
€ 25.322

Kinderen 18 - 40 jaar (eenmalig) indien schenking

wordt aangewend voor de  eigen woning of voor een dure studie

€ 52.752

Overige verkrijgers
€ 2.111

Vrijstellingen erfbelasting

Partners
€ 633.014

Kinderen en kleinkinderen
€ 20.047

Bepaalde zieke en gehandicapte kinderen
€ 60.138

Ouders
€ 47.477

Overige verkrijgers
€ 2.111

 

Erfpachtconstructie is géén fraus legis: slechts gebruik van fiscale mogelijkheden

Bas Vereggen

Rechtbank Noord-Holland heeft 1 september 2014 uitspraak gedaan inzake een door belastingplichtige opgezette erfpachtconstructie.1) De belastinginspecteur stelde zich in deze zaak op het standpunt dat de eigenwoningregeling niet kon worden toegepast, maar dat sprake was van fraus legis. Gezien de feiten en omstandigheden van het geval is Rechtbank Noord-Holland tot de conclusie gekomen dat slechts gebruik wordt gemaakt van de fiscale mogelijkheden en geenszins sprake is van fraus legis.

Het is niet de eerste keer dat een erfpachtconstructie door de Belastingdienst ter discussie wordt gesteld. In een aantal zaken (uitspraken van diverse rechtbanken) heeft de belastinginspecteur hierin - naar mijn mening terecht - gelijk gekregen. Echter, opgemerkt moet worden dat het bij die zaken het veelal ging om een (verkapte) financieringsconstructie. Daarvan is, zoals hierna zal blijken, in dit geval geen sprake.

Zaak

Een man heeft een perceel grond en de daarop gebouwde woning in eigendom. Op enig moment verkoopt hij de grond aan zijn kinderen. Dit onder voorbehoud van (i) erfpacht: hij wenst de grond te blijven gebruiken. En onder voorbehoud van (ii) het zelfstandig recht van opstal: hij wenst de woning in eigendom te houden. De koopsom voor de grond bedroeg € 800.000. Deze koopsom scheldt hij zijn kinderen kwijt.
Afgesproken wordt dat de man een erfpachtcanon aan zijn kinderen betaalt van € 45.000 per jaar. Deze trekt hij af van zijn belastbaar inkomen uit werk en woning in box 1. Daarnaast heeft de man ook nog een lening in verband met de woning van € 226.890. De rente op deze schuld (€ 11.344) brengt hij eveneens in aftrek op het inkomen uit werk en woning in box 1.
De belastinginspecteur vraagt zich af of de eigenwoningregeling van toepassing is. Tevens stelt hij dat de erfpachtcanon en de hypotheekrente niet of niet geheel voor aftrek in aanmerking komen. De inspecteur wil  de lening toerekenen aan de rendementsgrondslag van sparen en beleggen in box 3. Als laatste stelt de belastinspecteur dat sprake is van fraus legis ten aanzien van de erfpachtcanon. De  belastingbesparing is volgens de inspecteur de voornaamste beweegreden van deze constructie.
Zoals hierna blijkt, doet de belastinginspecteur er alles aan om de - in zijn ogen - schijnconstructie onderuit te halen.

(i) Ten aanzien van de eigenwoningregeling

Rechtbank Noord-Holland (verder de rechtbank) stelt dat de eigenwoningregeling van toepassing is op de woning van de man. Op basis van een eerder arrest van de Hoge Raad kan worden gesteld dat een woning aan belastingplichtige ter beschikking staat op grond van (juridisch) eigendom als het eigendomsrecht is ontleend aan een recht van opstal. Daarvan is in deze casus sprake. Tevens gaat volgens de rechtbank de waardeverandering de man grotendeels aan, omdat overeen is gekomen dat bij beëindiging van het opstalrecht de man een recht op vergoeding van de waarde van de dan nog aanwezige opstallen heeft. Het doet niet ter zake dat is opgenomen dat recht op vergoeding van ‘de waarde’ bestaat, in plaats van de waarde in het economisch verkeer.

(ii) Ten aanzien van de erfpachtcanon

Tot aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning behoren eveneens periodieke betalingen op grond van het recht van erfpacht. Volgens de rechtbank bestaat, in tegenstelling tot hetgeen de belastinginspecteur beweert, voldoende verband met de eigen woning. Daarnaast is het een bewuste keuze van de wetgever geweest om erfpachtcanons als aftrekbare kosten toe te staan, aangezien bij de bepaling van het eigenwoningforfait geen rekening wordt gehouden met de erfpachtsituatie.

(iii) Ten aanzien van aftrek van rente

Omdat met de verkoop van de grond een opbrengst van € 800.000 is behaald, zou de rente niet in aftrek mogen worden gebracht op het belastbaar inkomen in box 1, aldus de belastinginspecteur. De wet stelt dat kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld voor aftrek in aanmerking komen. Onder eigenwoningschuld wordt (kortgezegd) verstaan de schuld die is aangegaan ter verwerving van de eigen woning gelijk aan de verwervingskosten minus het bedrag van de eigenwoningreserve. De rechtbank stelt dat noch gesteld en noch gebleken is dat de verwervingskosten destijds lager waren dan de bestaande lening van € 226.890. Hierdoor mag ook de rente in aftrek worden gebracht op het belastbaar inkomen in box 1.

(iv) Ten aanzien van fraus legis

De rechtbank stelt dat de belastinginspecteur er niet in is geslaagd de bewijzen dat belastingbesparing de doorslaggevende reden was van de hiervoor genoemde constructie. Dat een en ander heeft geleid tot fiscaal voordeel in de inkomstenbelasting, is volgens de rechtbank onvoldoende om te stellen dat sprake is van fraus legis. Het staat volgens de rechtbank immers eenieder in beginsel vrij om handelingen op die manier vorm te geven dat zo min mogelijk belasting wordt betaald.

Afrondend

Dergelijke erfpachtconstructies, die ook nog eens feitelijk tot doel hebben vermogensoverheveling naar de kinderen, maken de toch al ingewikkelde eigenwoningregeling er niet eenvoudiger op. Naar mijn mening is het begrijpelijk dat de Belastingdienst dergelijke constructies nauwlettend in de gaten houdt. Echter, om fraus legis aan te kunnen tonen moet de Belastingdienst van goeden huize komen. Zoals de belastinginspecteur namelijk zelf erkent, is de transactie in dit geval opgezet met het oog op vermogensoverhevelling naar de kinderen. Dat daarbij is gekozen voor de fiscaal meest voordelige route, is - mijns inziens terecht - niet te kwalificeren als fraus legis. Hier wordt slechts gebruik gemaakt van de ruimte die de fiscale wetgeving biedt. Zoals door de rechtbank aangegeven: het staat eenieder in beginsel vrij om handelingen op die manier vorm te geven dat zo min mogelijk belasting wordt betaald.

1) ECLI:RBNHO:2014:8419

Maximum pensioengevend loon van € 100.000 en deeltijdarbeid

Vraag:

Een werkgever heeft meerdere werknemers die op jaarbasis meer dan € 100.000 aan salaris verdienen. Met ingang van 1 januari 2015 mag het pensioengevend loon niet meer bedragen dan € 100.000. Hoe moet dan worden omgegaan met werknemers uit die categorie die in deeltijd werken of , omgekeerd, een contract hebben voor meer dan de normale arbeidstijd in de onderneming?

Antwoord:

In de wetgeving is hiermee rekening gehouden. In artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964 dat per 1 januari 2015 van kracht wordt staat namelijk:

“Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt dit bedrag verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.”

Wordt minder dan de in de onderneming gebruikelijke arbeidstijd gewerkt, zal het maximum bedrag dus naar rato verminderd moeten worden.

Voorbeeld

De gebruikelijke arbeidstijd in een onderneming is 40 uur per week. Een werknemer verdient € 100.000, maar werkt contractueel 32 uur per week. Dat is 80%. Dan wordt het maximum pensioengevend loon voor deze werknemer € 80.000.

 

Wordt meer dan de in de onderneming gebruikelijke arbeidstijd gewerkt, dan blijft het maximum € 100.000. De wettekst spreekt namelijk alleen van verminderen.

Voorbeeld

De gebruikelijke arbeidstijd in een onderneming is 36 uur per week. Een werknemer verdient € 120.000, maar werkt contractueel 40 uur per week. Het maximum pensioengevend loon voor deze werknemer is en blijft € 100.000.

 

Overigens wordt het bedrag van € 100.000 met ingang van 2016 geïndexeerd.

Deze rubriek wordt verzorgd door:

Fiscale Zaken SNS REAAL

 

Korte berichten

Begrip eigen woning in aanbouw verduidelijkt in besluit

Ter nakoming van zijn toezegging aan de Tweede Kamer, heeft de staatssecretaris van Financiën het besluit over de toepassing van de eigenwoningregeling van 24 november 2009 (nr. CPP2009/2342M) aangepast. De wijziging betreft het opnemen van een goedkeuring waardoor ook sprake kan zijn van een woning in aanbouw als de feitelijke bouwwerkzaamheden (heien of aanleggen fundering) nog niet zijn begonnen.
Bij nieuwbouw is sprake van een woning in aanbouw vanaf het moment van sluiten van de koop-/aannemingsovereenkomst.
Bij een bouwkavel moeten feiten en omstandigheden worden gewogen. Als de bouwkundige werkzaamheden zijn begonnen, kan worden aangenomen dat in ieder geval sprake is van een woning in aanbouw vanaf zes maanden voorafgaand aan de start van de feitelijke bouwwerkzaamheden.
In beide gevallen moet de belastingplichtige aannemelijk maken dat die woning in aanbouw (en bij een bouwkavel vanaf zes maanden voorafgaand aan de start van de feitelijke bouwwerkzaamheden) uitsluitend bestemd is om hem in het kalenderjaar of een van de drie daaropvolgende jaren als hoofdverblijf ter beschikking te staan.
Het besluit werkt terug tot en met 3 oktober 2014. Het besluit is hier te lezen.
(Besluit staatssecretaris van Financiën, 26 november 2014, nr. BLKB2014/1947M)

Verlies lage bijtelling voor rekening van verzekeraar?

Een leaserijder heeft zijn auto ‘total loss’ gereden en ontvangt van de leasemaatschappij een vervangende auto. Voor zijn ‘oude’ auto gold een bijtelling van 0%. Als gevolg van wijziging van de regels voor de fiscale bijtelling per 1 januari 2014, moet hij voor de vervangende auto een fiscale bijtelling gaan betalen. Door deze bijtelling heeft de leaserijder vermogensschade. Hij gaat in de resterende looptijd van het contract namelijk zo’n € 14.000 meer betalen. Volgens de kantonrechter in Amsterdam is er bij een verkeersongeval geen aanleiding om al te gauw een te ver verwijderd causaal verband tussen gebeurtenis en schade aan te nemen. De kantonrechter concludeert dat de verzekeraar de bijkomende schade als gevolg van het ongeval - in dit geval de fiscale bijtelling - moet dekken, waardoor de leaserijder in feite zonder bijtelling het leasecontract kan uitrijden.
(Rechtbank Amsterdam, 18 september 2014, nr. ECLI:NL:RBAMS:2014:6715)

Voorwaarden inkoop AOW aangepast

Met terugwerkende kracht tot 24 maart 2014 worden de nieuwe voorwaarden voor de inkoop van AOW toegepast. Reden is onbedoeld en ongewenst gebruik van de in de AOW opgenomen inkoopregeling tegen te gaan.
De Eerste Kamer heeft op 25 november 2014 ingestemd met het daartoe strekkende wetsvoorstel wijziging vrijwillige verzekering AOW.
(Eerste Kamer, nr. 33 928)

Toepassing tijdelijk verruimde vrijstelling voor de schenking voor woning in aanbouw

De staatssecretaris van Financiën heeft goedgekeurd dat de tijdelijk verruimde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning in specifieke gevallen ook nog bij gebruik in 2015 kan worden toegepast. Het moet gaan om een woning in aanbouw waarbij de besteding van het geschonken bedrag in 2014 is gestart. Dit is conform de aankondiging tijdens de behandeling in de Tweede Kamer.
Het besluit inclusief de voorwaarden is hier te lezen.
(Besluit van 5 november 2014, nr. BLKB2014/1865M, Staatscourant 14 november 2014)

Korte berichtenlabel

Korte berichten