FA Nieuwsbrief april 2019

Jaargang 7 nummer 10

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief:

Eigen woning

Schenken voor de eigen woning doe je (niet) zo| Artikel
Geen aftrek hypotheekrente in ander jaar dan dat de kosten zijn betaald | Kort bericht

Pensioen

Dubbele aftrek door in aanmerking nemen van inhoudingen vanwege te hoge pensioenuitkeringen als negatief loon niet toegestaan | Kort bericht
Aftrek van premie toch toegestaan ondanks onzuiverheid van Belgische pensioenregeling | Kort bericht

Gouden handdruk

Alleen voor eenmalige (slot)uitkering stamrecht geldt loonbelastingfaciliteit | Kort bericht

Sparen en beleggen

Fiscale behandeling van woningen als beleggingsobject | Kort bericht

Wetgeving in parlement

Op de hoogte blijven van de laatste parlementaire ontwikkelingen? Kijk dan bij het Overzicht (financiële) wetgeving in parlement en recent aangenomen wetgeving.

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

 

Artikelen
Korte berichten

Geen aftrek hypotheekrente in ander jaar dan dat de kosten zijn betaald

Een man bezit in 2009 een eigen woning en heeft voor de eigenwoningschuld in dat jaar ruim € 18.000 aan rente betaald. In 2009 krijgt de man een C.V.A. (beroerte). In 2009 en de jaren daarna heeft de man daardoor in diverse verpleeghuizen doorgebracht.
In 2009 heeft de man geen hypotheekrente in aftrek gebracht. De man brengt de in 2009 betaalde rente in 2015 in aftrek bij zijn aangifte. De inspecteur weigert die aftrek.
In beroep bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voert de man aan dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Door zijn ziekte was het voor hem onmogelijk de in 2009 betaalde hypotheekrente in de aangifte van datzelfde jaar op te nemen.
Het hof is vrij kort in haar oordeel: “Aftrek in een ander jaar dat dat waarin de kosten zijn gemaakt, staat de Wet IB 2001 niet toe.” Op grond van artikel 3.147, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001 komen dergelijke kosten voor aftrek in aanmerking in het jaar waarin zij zijn betaald (dus 2009). Ambtshalve vermindering kan de inspecteur ook niet toestaan omdat het verzoek buiten de termijn van vijf jaren die hiervoor staat, is gedaan. Slechts de minister van Financiën zou - op grond van artikel 63 AWR - ambtshalve vermindering kunnen toestaan.
De man gaat in cassatie bij de Hoge Raad, maar dat wordt afgewezen op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (onvoldoende belang of klachten kunnen niet tot cassatie leiden).
(Hoge Raad 15 maart 2019, nr. 18/03271, ECLI:NL:HR:2019:372)

Noot:

Formeel gezien is de uitspraak juist, maar de uitkomst is bijzonder zuur voor de man.
Hoe zeer begrijpelijk de vijfjaarstermijn ook is, in gevallen als deze lijkt soepelheid richting belastingplichtige op zijn plaats. De wet steekt hier echter een stokje voor.

(april 2019)

Dubbele aftrek door in aanmerking nemen van inhoudingen vanwege te hoge pensioenuitkeringen als negatief loon niet toegestaan

In de zaak bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant gaat het om een geschil waarin inhoudingen op pensioenuitkeringen plaatsvinden en deze als negatief loon in aanmerking worden genomen.
Een man ontvangt vanaf 2011 van het pensioenfonds een pensioenuitkering. Uit onderzoek van het pensioenfonds blijkt echter dat de pensioengerechtigde in de jaren 2011 en 2012 te hoge uitkeringen heeft ontvangen tot een bedrag van € 31.014. Het pensioenfonds heeft toen afspraken gemaakt met de man om via inhoudingen op toekomstige uitkeringen het bedrag te verrekenen. In 2014 heeft de man vervolgens in de aangifte een deel van de inhoudingen opgevoerd als negatief loon. De inspecteur heeft in de daaropvolgende aanslag het negatief loon gecorrigeerd.
De man meent recht te hebben op aftrek van negatief loon en brengt de zaak voor de rechtbank. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de aftrek van negatief loon heeft geweigerd. De rechtbank stelt dat al rekening is gehouden met de terugbetaling bij de vaststelling van het belastbare inkomen doordat de verrekende bedragen in mindering zijn gebracht op het belastbare loon. Het in aanmerking nemen van een bedrag als negatief loon zou daardoor leiden tot een onterechte dubbele aftrekmogelijkheid.
(Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30 oktober 2018, nr. AWB – 17/3355, ECLI:NL:RBZWB:2018:6404)

(april 2019)

Aftrek van premie toch toegestaan ondanks onzuiverheid van Belgische pensioenregeling

Het Hof Den Bosch heeft geoordeeld in een zaak tussen een inspecteur en een man met een uit België voortgezette pensioenregeling. De man, woonachtig in België, werkt sinds 2007 voor een Nederlandse BV, onderdeel van een groter concern. De Belgische pensioenregeling met afkoopmogelijkheid besloot de man voort te zetten en hij kreeg hiervoor in 2015 van de Nederlandse Belastingdienst met terugwerkende kracht een beschikking die vijf jaar geldig was. De beschikking eindigde in 2012. Voor het jaar 2013 heeft de man vervolgens aangifte gedaan waarbij hij rekening hield met de ingehouden pensioenpremies. De inspecteur corrigeerde deze aangifte middels een aanslag waarin de pensioenpremies tot het loon werden gerekend. Een gang naar de rechter volgde waarbij in geschil was of de pensioenpremies niet tot het loon moesten worden gerekend.
De beschikking die is afgegeven om de Belgische pensioenregeling aan te wijzen als een zuivere pensioenregeling gold voor een periode van vijf jaar. Na afloop van de periode stopt de aanwijzing en werd de Belgische pensioenregeling voor Nederlandse begrippen een onzuivere regeling vanwege de mogelijkheid tot afkoop die was opgenomen. Nieuw beleid in het Besluit internationale aspecten van pensioen en stamrechten stelt de standaardtermijn van aanwijzing sinds het verschijnen van het besluit in 2015 op tien jaar als in het belastingverdrag met het betreffende land geen termijn is genoemd. De man vindt dat zijn Belgische pensioenregeling daarom voor een periode van 10 jaar moest worden aangewezen. In het hoger beroep wijst het Hof erop dat voor de termijn van vijf is aangesloten bij de maximale detacheringstermijn en verwerpt het standpunt van de man.
Tot slot voert de man aan dat hij nadelig wordt behandeld in vergelijking met een grensarbeider die in Nederland woont en in België werkt. De inspecteur bevestigt dat in deze vergelijkbare situatie wel aftrek van premies wordt toegestaan vanwege een begunstigend beleid dat door de Nederlandse Belastingdienst wordt gevoerd. Het Hof gaat mee in dit standpunt en ziet geen rechtvaardiging voor deze begunstigende behandeling. Het Hof oordeelt dat de inspecteur in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld.
(Hof ’s-Hertogenbosch, 25-01-2019, nr. 17/00633, ECLI:NL:GHSHE:2019:251)

(april 2019)

 

Alleen voor eenmalige (slot)uitkering stamrecht geldt loonbelastingfaciliteit

Een man is directeur-grootaandeelhouder van een BV en heeft in 2009 bij de BV een stamrecht (periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon) bedongen.
De maandelijkse uitkeringen gaan direct in 2009 in. De oorspronkelijke afspraak was dat de uitkeringen zouden lopen tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd of eerder overlijden. Uiteindelijk lopen de uitkeringen tot en met augustus 2014 en volgt er een slotuitkering. Van de slotuitkering is 80% in de loonheffing betrokken. De man doet aangifte inkomstenbelasting over 2014. Vervolgens maakt hij daartegen bezwaar en corrigeert zijn aangifte dusdanig dat zowel de slotuitkering als de maandelijkse uitkeringen uit het stamrecht voor 80% wordt belast.
Na ongegrondverklaring van het beroep door de rechtbank, overweegt Hof Arnhem-Leeuwarden in hoger beroep dat de stamrechtvrijstelling op 1 januari 2014 is vervallen en dat de op 31 december 2013 bestaande regels van toepassing blijven. Via de Fiscale verzamelwet 2014 is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014 geregeld dat uitkering van een stamrecht ook ineens kan plaatsvinden. Alleen voor het jaar 2014 geldt dat bij ineens beschikken over de aanspraak door de werknemer, 80% van de waarde van die aanspraak in aanmerking wordt genomen. Het hof haalt uitgebreid de wetsgeschiedenis van de Fiscale verzamelwet 2014 aan en acht de stelling van belanghebbende dat alle uitkeringen in 2014 voor 80% in aanmerking moeten worden genomen, onjuist.
De stellingname van de man dat de uitkeringen tot en met augustus als een voorschot moeten worden beschouwd, maakt hij niet aannemelijk.
Het beroep wordt ongegrond verklaard.
(Hof Arnhem-Leeuwarden, 11 december 2018, nr. 18/00368, ECLI:NL:GHARL:2018:10717)

Noot:

Zowel de wettekst (door het woord ‘ineens’) als de toelichting op het wetsvoorstel zijn duidelijk. Daarmee vallen de reguliere maandelijkse uitkeringen niet onder de faciliteit waarbij slechts 80% van de waarde van de aanspraak kon worden belast. Deze faciliteit gold alleen in 2014. Met ingang van 2014 geldt bij afkoop van een stamrecht geen revisierente (maximaal 20%) meer. Die regel geldt nog steeds.

(april 2019)

Fiscale behandeling van woningen als beleggingsobject

De staatssecretaris van Financiën Snel heeft gereageerd op vragen van het Kamerlid Nijboer over de fiscale behandeling van woningen die als beleggingsobject worden gehouden.
Gevraagd naar de componenten van het rendement bij dergelijke woningen, geeft Snel aan dat het gaat om de huurinkomsten - waarbij de kosten in aftrek moeten worden gebracht - en gerealiseerde verkoopopbrengsten. Er zijn diverse belastingen verschuldigd: inkomstenbelasting, onroerendezaakbelasting en bij aankoop overdrachtsbelasting. Niet-bedrijfsmatig gehouden woningen worden in box 3 belast.
De staatssecretaris legt vervolgens uit hoe de heffing in box 3 verloopt. De woning maakt onderdeel uit van de rendementsgrondslag in box 3 en zodra die rendementsgrondslag hoger is dan het heffingvrij vermogen, wordt het meerdere forfaitair belast. Een woning wordt in box 3 in aanmerking genomen voor de WOZ-waarde met als waardepeildatum 1 januari van het jaar vóór het jaar van aangifte. Bij verhuur onder de huurbeschermingsregels wordt een percentage van de WOZ-waarde gehanteerd.
Vervolgens werkt de staatssecretaris diverse scenario’s uit voor beleggen in woningen in box 3, box 1 en via en BV.
Op de vraag of Snel bereid is om portefeuilles die meer dan drie woningen bevatten automatisch in box 1 te belasten, geeft hij aan dat de Wet inkomstenbelasting 2001 een duidelijke rangorde kent. Wel wordt op dit moment onderzoek gedaan naar een andere wijze van belastingheffing over huurinkomsten uit onroerende zaken (naar aanleiding van vragen van Kamerlid Omtzigt en het Eerste Kamerlid Ester).
De behandeling van beleggingen in woning is niet anders dan andere beleggingen. Snel is niet bereid om de overdrachtsbelasting voor derde en verdere woningen te verhogen naar 10 procent en die van starters terug te brengen naar 0 procent. Dit maakt de overdrachtsbelasting zeer complex.
Voor de effecten van het opkopen door buitenlandse investeerders van woningen, verwijst de staatssecretaris naar onderzoek dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties laat uitvoeren naar deze problematiek.
(Brief staatssecretaris van Financiën, 12 maart 2019, kenmerk 2019-0000033537)

(april 2019)

Korte berichtenlabel

Korte berichten