FA Nieuwsbrief april 2017

Jaargang 5 nummer 11

In deze Financieel Actief Nieuwsbrief:

Pensioen

Vervallen pensioenmaxima op pensioendatum | Artikel

Nieuwe beschikbare premiestaffels per 1 januari 2018 | Kort bericht

Opbouwpercentages 1 januari 2018 bij een pensioenrichtleeftijd lager dan 68 jaar | Kort bericht

V&A’s over uitfasering pensioen in eigen beheer gepubliceerd | Kort bericht

Eigen woning

Geen verruiming overgangsrecht schenkingsvrijstelling eigen woning | Kort bericht

Wetgeving in parlement

Op de hoogte blijven van de laatste parlementaire ontwikkelingen? Kijk dan bij het Overzicht (financiële) wetgeving in parlement en recent aangenomen wetgeving.

Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk-)fouten en/of onvolkomenheden.

Artikelen
Korte berichten

Nieuwe beschikbare premiestaffels per 1 januari 2018

Op 1 januari 2018 gaat de pensioenrichtleeftijd omhoog van 67 naar 68 jaar. Hierdoor zijn nieuwe beschikbare premiestaffels nodig ten opzichte van de staffels die op 20 januari 2017 bij beleidsbesluit zijn gepubliceerd. Dat besluit ging nog uit van een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Het Centraal Aanspreekpunt Pensioen (CAP) heeft - vooruitlopend op een definitief besluit - in een V&A voorlopige nieuwe staffels per 1-1-2018 gepubliceerd op basis van een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar.

Onderstaand de van toepassing zijnde (voorlopige) staffels per 1 januari 2018 op basis van 4% rekenrente (tabel 1) en op basis van 3% rekenrente (tabel 2).

Tabel 1 (staffel op basis van 4% rekenrente (ter vervanging van de staffels van bijlage I van het besluit 20 januari 2017)

Staffels 2018



Tabel 2 (staffel op basis van 3% rekenrente (ter vervanging van de staffels van bijlage IV van het besluit 20 januari 2017)

Staffels 2018 -2

(bron: https://belastingdienstpensioensite.nl/VA_17-002_v170310)

Noot:

Door het verschuiven van de pensioenrichtleeftijd van 67 naar 68 jaar per 1 januari 2018 zijn nieuwe beschikbare premiestaffels noodzakelijk. Omdat het definitieve staffelbesluit naar verwachting pas in de tweede helft van 2017 wordt verwacht, zou dit voor pensioenuitvoerders tot problemen leiden om op tijd de juiste staffels op basis van pensioenleeftijd 68 jaar toe te kunnen passen per 1 januari 2018.  In verband met de aanpassing van veel pensioenregelingen per 1 januari 2018 is het voor de praktijk fijn dat het CAP de (voorlopige) staffels in een vroegtijdig stadium beschikbaar heeft gesteld. De definitieve aangepaste premiestaffels zullen bij beleidsbesluit worden vastgesteld.

(april 2017)

 

Opbouwpercentages 1 januari 2018 bij een pensioenrichtleeftijd lager dan 68 jaar

Op 1 januari 2018 gaat de pensioenrichtleeftijd omhoog van 67 naar 68 jaar. Bij een lagere pensioenrichtleeftijd dan 68 moet het pensioen actuarieel worden herrekend. Voor deze situaties heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioen (CAP) in een V&A de gekorte maximale opbouwpercentages gepubliceerd.

In de V&A antwoordt het CAP ontkennend op de vraag of per 1 januari 2018 in een pensioenregeling altijd een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar of ouder moet worden opgenomen. Ook na 1 januari 2018 mag in een pensioenregeling een pensioenrichtleeftijd lager dan 68 jaar worden opgenomen. Hiervoor gelden dan wel lagere opbouwpercentages. De omvang van het op te bouwen ouderdomspensioen mag niet hoger zijn dan het actuarieel herrekende fiscaal maximale ouderdomspensioen ingaande op 68 jaar. Deze actuariële herrekening kan zowel plaatsvinden in de opbouwfase als op de ingangsdatum van het pensioen. In de opbouwfase leidt de herrekening tot een lagere jaarlijkse maximale opbouw voor het ouderdomspensioen.

In het overzicht hieronder zijn de vanaf 1 januari 2018 geldende maximale, herrekende opbouwpercentages opgenomen voor ouderdomspensioen:

Schema

Gevolgen voor het partnerpensioen

Als in de pensioenregeling een pensioenrichtleeftijd lager dan 68 jaar is opgenomen, betekent dit niet dat ook de maximale opbouwpercentages per (bereikbaar) dienstjaar voor het partnerpensioen en het wezenpensioen op een lager (actuarieel herrekend) niveau moeten worden vastgesteld. Vanzelfsprekend is het aantal (bereikbare) dienstjaren voor het partner- en wezenpensioen wel lager dan bij een in de regeling opgenomen pensioenrichtleeftijd van 68 jaar.

Noot:

Door het verschuiven van de pensioenrichtleeftijd van 67 naar 68 jaar per 1 januari 2018 en het gelijk blijven van de maximale (jaarlijkse) opbouwpercentages op de wettelijke pensioenrichtleeftijd, dient het opbouwpercentage bij een lagere pensioenrichtleeftijd dan 68 jaar actuarieel te worden herrekend. In verband met de aanpassing van veel pensioenregelingen per 1januari 2018 is het voor de praktijk fijn dat het CAP deze herrekende percentages in een vroegtijdig stadium beschikbaar heeft gesteld.

(bron: https://belastingdienstpensioensite.nl/VA_17-012_v170317.htm)

(april 2017)

V&A’s over uitfasering pensioen in eigen beheer gepubliceerd

De Wet uitfasering van pensioen in eigen beheer (PEB) en overige fiscale pensioenmaatregelen is op 1 april 2017 officieel ingegaan. Diverse maatregelen inzake het uitfaseren van PEB zijn op 1 april 2017 en de overige fiscale pensioenmaatregelen (met terugwerkende kracht) per 1 januari 2017 in werking getreden. Op www.belastingdienstpensioensite.nl zijn naar aanleiding hiervan 19 vragen en antwoorden (V&A’s) over het uitfaseren van PEB gepubliceerd. De V&A’s geven antwoord op diverse praktijkvragen en bevestigen grotendeels de reeds bekende materie.

Noot:

Het is goed dat het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen V&A’s publiceerd over nieuwe wetgeving. Jammer dat met name over de combinatie PEB en een onbepaald gedeelte verzekerd geen V&A’s zijn opgenomen, omdat hierover in de praktijk onduidelijkheden blijven bestaan. Wellicht heeft dat te maken met het feit dat nadat de Wet in de Eerste Kamer is aangenomen alsnog door kamerfracties in een brief[1] aan de staatssecretaris vragen zijn gesteld over dit onderwerp en de staatssecretaris hierop nog moet antwoorden. Laten we hopen dat er op dat front snel de gewenste duidelijkheid komt.

(bron: https://www.belastingdienstpensioensite.nl/)

(april 2017)

[1] Zie: https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20170316/brief_aan_de_staatssecretaris_van/document3/f=/vkcof93gl4sm.pdf

 

 

Geen verruiming overgangsrecht schenkingsvrijstelling eigen woning

De staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op een ‘Verzoek om aandacht voor oneerlijke verandering in artikel 82a van de Successiewet 1956 uit het Belastingplan 2016 per 1 januari 2017’.
De verzoeker heeft in zijn brief gesteld dat het overgangsrecht (artikel 82a SW, lid 1) tot een oneerlijke verandering leidt. De wijziging is per 1 januari 2017 in werking getreden. Voor een persoon die vóór 2010 gebruik heeft gemaakt van de verhoogde vrijstelling voor de eigen woning, wordt de verhoogde vrijstelling van € 100.000 verlaagd tot € 27.567. Als deze persoon in 2015 of 2016 een aanvullende schenking heeft ontvangen voor de eigen woning, is alsnog een vrijgestelde schenking voor de eigen woning mogelijk van € 46.984. De verzoeker vindt het onredelijk dat de hogere vrijstelling van toepassing is als in 2016 € 1 aanvullend verhoogd voor de eigen woning wordt geschonken. Daarnaast is de verzoeker het er niet mee eens dat indien zo’n persoon tot 2017 geen eigen woning met eigenwoningschuld had, deze niet de mogelijkheid heeft om de eerdere verhoogde vrijgestelde schenking aan te vullen tot € 100.000.
De staatssecretaris haalt uitgebreid de parlementaire behandeling van het overgangsrecht aan. Insteek was dat het overgangsrecht 2010 (inhaalvrijstelling voor de gevallen van vóór 2010) intact zou blijven. Verder was het wenselijk om te voorkomen dat voor 2015 en 2016 geplande schenkingen op basis van het in die jaren geldende recht zouden worden uitgesteld tot 2017.
Door de samenloop van het overgangsrecht 2010, indien toegepast in de periode 2015-2016, en het overgangsrecht 2017 is het mogelijk dat een persoon die vóór 2010 de verhoogde schenkingsvrijstelling heeft toegepast in de periode 2017-2018 gebruik kan maken van de onbelaste schenkingsvrijstelling eigen woning van circa € 47.000. Het overgangsrecht 2017 zorgt daarmee voor een verruiming van de schenkingsvrijstelling voor een specifieke groep. Het leidt niet tot een beperking van die vrijstelling voor een andere groep. De stelling van de verzoeker dat van de extra verruiming uit het overgangsrecht 2017 geen gebruik kan worden gemaakt worden als er vóór 2017 geen eigen woning met een eigenwoningschuld aanwezig was, is juist.
De staatssecretaris geeft aan dat het niet uitzonderlijk is dat een fiscale faciliteit aansluit bij een feit of omstandigheid in een bepaald jaar. En dat een dergelijke faciliteit niet van toepassing is als dat feit of die omstandigheid zich pas in een later jaar voordoet. Dat geldt ook hier en het kabinet ziet geen aanleiding het overgangsrecht 2017 te verruimen.
(Bron: brief Staatssecretaris van Financiën van 7 februari 2017, nr. 2017-0000017436)

(april 2017)

Korte berichtenlabel

Korte berichten