Passende vergoeding voor oversluiten lijfrente

Een adviseur heeft contact met een klant opgenomen voor een adviesgesprek over zijn beleggingsverzekering. Afgesproken is dat de adviseur de situatie van de klant zal inventariseren, een advies zal uitbrengen en zal bemiddelen bij het tot stand komen van een nieuwe overeenkomst. In de overeenkomst met de klant staat dat deze € 1.250 voor de werkzaamheden zal betalen. Van dit bedrag wordt € 500 direct door de klant overgemaakt en € 750 wordt ingehouden op de afkoopwaarde van de verzekering.
Ruim een jaar later maakt de klant bezwaar tegen de hoogte van de vergoeding en de inhouding daarvan op de afkoopwaarde. Na gelijk gekregen te hebben bij de Ombudsman wordt het geschil voorgelegd aan de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening. De Geschillencommissie stelt de klant ook in het gelijk. De commissie vindt dat het aan de adviseur is om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden hij concreet voor de klant heeft verricht en hoeveel tijd hij daaraan heeft besteed. De commissie stelt vast dat de werkzaamheden alleen hebben bestaan uit het geven van advies en bemiddelen bij het omzetten van een beleggingsverzekering naar een beleggingsrekening. Gelet op alleen deze werkzaamheden vindt men de advieskosten buitenproportioneel hoog. Daarnaast merkt de Geschillencommissie op dat niet gebleken is dat de klant tijdens het adviesgesprek goed is geïnformeerd over het product dat hij afsloot of over andere producten waar hij voor zou kunnen kiezen.
(Bron: Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, 30 maart 2016, nr. 2016-137)

Noot:

Wat is een passende vergoeding voor een hersteladvies? Met deze uitspraak komen we niet veel dichter bij die norm. Kennelijk kon de adviseur weinig bewijs aandragen van de door hem verrichte werkzaamheden, waardoor de commissie de vordering van de klant volgt.
Vanuit een fiscaalrechtelijke invalshoek is deze uitspraak interessant omdat de adviseur, de klant en de uitvoerder de afspraak hebben gemaakt dat de vergoeding uit de afkoopwaarde zal worden voldaan. In de uitspraak lijkt het echter om het oversluiten van een lijfrente te gaan. Opname van een deel van de afkoopwaarde om een vordering in privé te betalen, is een negatieve uitgave voor inkomensvoorzieningen. Dit betekent dat de klant hierover inkomstenbelasting en revisierente verschuldigd is. Als de Geschillencommissie deze afrekening meegenomen zou hebben, dan zou het oordeel mogelijk zijn geweest dat  de overeengekomen vergoeding een stuk minder buitenproportioneel was.